Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0607

0607 Medewerkers van de Heer – Voorwaarde – Uitverkoren mensen

8 oktober 1938: Boek 13

Aan degene, die naar der waarheid dorst, geeft de Heer woorden van het eeuwige leven. Een zuiver hart en een gemoed, dat blij is te ontvangen, zijn voorwaarden om dit woord in zichzelf te kunnen horen. Evenzo moeten alle gedachten op God gericht zijn. Dan zal het denken van het mensenkind zich vergeestelijken, zodat de geest van God zich voortaan kan uiten en dat uit deze verbinding van de geest van God met het zielenleven van de mens een onverwacht voordeel ontstaat.

Het is steeds alleen maar een vraag van tijd of de mens deze bekendmakingen van de diepste wijsheid wil krijgen of met minder genoegen neemt. Het werken aan zichzelf vergroot ook de bekwaamheid om op te nemen. De vaste wil en het diepe geloof zijn eveneens nodig om in de diepe goddelijke wijsheid binnen te kunnen dringen.

En zo moet het gehele wezen van de mens een langzame verandering ondergaan, als hij als medewerker van de Heer al op aarde werkzaam wil zijn, door Hem onderwezen en in alle wijsheid binnengeleid wil worden. Daarom is er alleen maar een behoorlijk doorzettingsvermogen voor nodig om de grootste resultaten te boeken, want elke arbeid is zijn loon waard. Maar de zegen, die zich vanwege zulke arbeid over het mensenkind uitstort, is onnoemelijk groot.

Maar weinigen zullen zo’n taak uit kunnen voeren, omdat hetgeen niet met de handen te grijpen is, hen steeds weer vast laat lopen en ze wijden zich daarom met weinig vertrouwen aan deze arbeid. Het kan dan natuurlijk ook niet verwacht worden, dat de eerste pogingen grote resultaten aan het licht brengen, maar de mens moet zich in naarstige arbeid, geduld en doorzettingsvermogen oefenen, als hij een trouwe medewerker van de Heer wil zijn en het hemels loon wil ontvangen.

Alle inspanningen om via andere wegen tot zulke resultaten te komen, zullen zonder succes zijn, want het spreekt voor zich dat degene, die in de geheimen van de goddelijke liefde binnen wil dringen, zich aan de eeuwige Godheid moet onderwerpen en dus ook alle aan hem gestelde voorwaarden moet vervullen als zijnde Gods wil. Degene, die de wil van de Heer vervult, zal al op aarde buitengewoon begenadigd worden en deze genade zal de mens zo toegestuurd worden, dat hij de diepe verbondenheid met de goddelijke Schepper zal voelen en zichtbaar gezegend zal zijn.

Er zijn altijd wel mensen op aarde geweest, die in de innigste verbinding met God stonden en dezen werden altijd door buitengewone werken door God herkenbaar gemaakt, opdat Zijn genade zichtbaar tot uitdrukking kwam. Deze mensen stonden echter meestal buiten de kerk, dat wil zeggen buiten datgene, wat de mensheid door verkeerde inzichten opgebouwd had. Ze hadden in het binnenste van het hart de weg naar God gevonden en in de diepste verbondenheid met de goddelijke Heiland hun leven geheel naar de wil van God geleefd en de Heer openbaarde zich aan hen en gaf hun de kroon van het leven al op aarde. Dit waren in de meeste gevallen wel belijders van het zuivere woord van God, maar ze verafschuwden alle uiterlijkheden, alle pracht en praal en eigenliefde en zo vonden ze te midden van alle valsheid en leugens de juiste weg naar God en werden daarom ook altijd door buitengewone genadebewijzen gesterkt. (Onderbreking)

Vertaald door Peter Schelling