Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0590
0590 Openbaring van Gods liefde - Vaderliefde
20 september 1938: Boek 13
Het is onuitsprekelijk zalig het rijk Gods te verwerven en de drang naar de hemelse hoogte is zeer groot, wanneer Gods liefde zich aan het mensenkind geopenbaard heeft. Want zolang zijn geest omhuld is, vertoeft de mens in aardse gebieden. Maar zodra Gods genade, verworven door werken van liefde, zich over het mensenkind uitstort, zal de ziel zich uit haar omhulsel losmaken en haar bestemming zoeken in de vereniging met Gods geest. Het zal duidelijk voor haar worden hoe alle geest die de veredeling van de mens teweegbrengt, van God uitgaat.
En nu zal ze nooit verzuimen de genade van God te verwerven en te vragen, opdat het haar niet aan inzicht ontbreekt om het goede te herkennen en om haar tijd op aarde in overeenstemming met Gods wil te benutten. Want aangezien het Gods liefde zelf is die zich geopenbaard heeft, kan het mensenkind zijn Schepper nooit meer loslaten. En nu kiest het de kortste weg die hem naar de Vader voert en hij zal zijn gehele aandacht erop richten de juiste verhouding tot de hemelse Vader tot stand te brengen, wat hem dan ook weer de totale Vaderliefde verzekert. Want God belooft Zijn kinderen het eeuwige leven en wil hen laten deelnemen aan Zijn macht en Zijn heerlijkheid. Wie Gods heerlijkheid wil aanschouwen, moet zich als een kind van de Vader voelen, Hem boven alles liefhebben. En uit deze liefde zal voor hem de kracht voortvloeien om steeds uitsluitend volgens de goddelijke wil te leven. Dan zal de weg naar de eeuwige gelukzaligheid niet lastig zijn en het zal geen grote inspanning vragen. De Heer neemt bezit van degene die zich vreugdevol aan Gods wil onderwerpt. Hij rust hem uit met Zijn kracht, sterkt hem met Zijn liefde en behoedt hem ervoor dat hij ooit van de juiste weg afwijkt, doch steeds alleen ernaar streeft opwaarts te gaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte