Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0559
0559 Ontvangen zonder storing
28 augustus 1938: Boek 12
Je moet aandachtig luisteren naar de innerlijke stem en zodoende aannemen wat je geboden wordt. Het heeft een lange tijd nodig gehad vooraleer de woorden hoorbaar voor je werden. Dit gebeurt altijd wanneer de materie te veel weerstand biedt aan het geestelijke streven. En dit kwam door de spijs die het lichaam nog niet de volle rust gunde en zodoende de geestelijke ervaring hinderde.
Er moet eerst een totale rust intreden om het ontvangen van de geestelijke gaven zonder storing te vrijwaren. Elke materiƫle substantie is tegengesteld aan de geestelijke sfeer en daarom kan het opnemen van geestelijk goed ook alleen maar plaatsvinden wanneer elke lichamelijke last wegvalt en wanneer de geest zich alleen maar met geestelijke zaken kan en wil bezighouden.
Zodra er nu een zekere rust is ingetreden en het lichaam totaal uitgeschakeld kan worden, is ook het ontvangen beduidend eenvoudiger. En daarom zul je, zolang je het lichaam met zijn behoeften nog teveel aandacht schenkt, met weerstand en moeizame opnamen rekening moeten houden.
Als je al dergelijke dingen naar de achtergrond kunt schuiven en je meteen in de opnametoestand plaatsen, dan zal spoedig ook elke belasting van het lichaam verdwijnen. Je zult ongevoelig worden voor lichamelijke remmingen en ongemakken. En je zult voor de tijdsduur van de opname volledig losgemaakt zijn van de materie.
Probeer deze toestand te bereiken door je met je totale wil alleen maar aan de geestelijke kracht over te geven, zonder te letten op de omgeving of het lichaam dat je hindert. Dan zal dit streven met groot succes bekroond worden en je werk zal steeds alleen maar volmaakter worden.
Jezus gaf Zijn leerlingen op de Olijfberg een zeer waardevolle les en Hij probeerde hen ook een duidelijk begrip te geven van het ongehinderd binnendringen van de goddelijke kracht in gelovige mensen op aarde die zich van de hele wereld terugtrekken. En terwijl Hij sprak, geschiedde het dat iedereen de kracht in zichzelf voelde en zo konden ze Hem geestelijk volgen zonder hun eigen toedoen. Deze kracht zal ook in jou overgaan als je deze kracht maar met heel je geloof verwacht en haar verlangt te ontvangen.
En richt je nu op de waarheden die je in opdracht van de Heer zullen toekomen: Elke ziel bevat de drang naar de eeuwige Godheid, maar het lichaam verhindert haar om deze drang te volgen. Een eeuwige wet bestemt de ziel voor tot dezelfde werkzaamheid als het lichaam dat haar is toegewezen. En aan deze wet moet zolang worden beantwoord, totdat het lichaam, als louter materie, zich weer van de ziel losmaakt, dat wil zeggen totdat de ziel vrij wordt van het aardse omhulsel.
Maar elke ziel zoekt voor de tijd op aarde zelf haar lichaam uit, waarin ze de rijpheid die ze nodig heeft, het beste kan bereiken. Want in elke ziel sluimeren de driften van zeer veel ongelouterde natuurgeesten, die zich na duizenden jaren eindelijk tot een geestelijk wezen verenigd hebben om in het menselijke omhulsel hun laatste voltooiing na te streven. Maar zoals deze natuurgeesten voorheen werkzaam waren in de schepping, zo zullen ze ook in het menselijke lichaam een gelijkaardig doel moeten vervullen. Er zullen steeds met regelmatige tussenpozen bepaalde eigenschappen optreden die hun verklaring vinden in het verleden van de ziel. En het lichaam zal zich dus vaak aan de voorafgaande toestanden moeten aanpassen. Om die reden is er dan vaak sprake van overerving.
Hoe veelzijdiger de mens als zodanig is, des te meer verschillende zielenpartikeltjes zijn ziel vertoont en des te moeilijker ook de strijd zal zijn die deze ziel in het leven op aarde heeft te doorstaan. Want het lichaam gaat in op elk verlangen van de ziel. En nu moeten zowel de ziel als het lichaam gedurende de tijd op aarde in samenwerking trachten, al deze eigenaardigheden die zo een mens aankleven, meester te worden.
En zo moet de mens zich steeds voorstellen in welke verhouding het lichaam tot de ziel staat, hoe de activiteit van het lichaam steeds alleen maar de ziel moet dienen ter wille van haar verlossing, zodat de verloste ziel de weg terugvindt naar de Godheid. Maar anderzijds lijdt de ziel onder mateloze kwellingen wanneer ze door de weerstand van het lichaam en zijn wereldlijke begeertes van haar ware bestemming wordt weggehouden en de donkere huls rondom haar steeds dichter en dichter wordt.
Alle inspanningen van deze ziel om het omhulsel dat haar belast te doorbreken, zijn vergeefs als het lichaam haar niet behulpzaam is. Want alleen het lichaam schept of verwijdert de hindernissen waarmee de ziel omgeven is. En met dit inzicht moet de mens zich verder blijven inzetten om zijn ziel vastberaden te dienen, dat wil zeggen haar met alle kracht te ondersteunen om vrij te worden van haar boeien. En het lichaam moet zichzelf steeds overwinnen waar de eigen aard van de ziel bijzonder sterk voelbaar is. Want het lichaam heeft juist de grootste macht om dit te bestrijden, want de hoedanigheid van het lichaam is precies zo aan de ziel gegeven als het voor haar nodig is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte