Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0493
0493 Uitdoven van het licht - Teken van goddelijke welwillendheid - Aardse macht
2 juli 1938: Boek 10
Al het slechte zal op de wereld veel eerder standhouden en bijval vinden dan het goede. Zo onderwijzen we je steeds weer dat het kwade binnenkort in zoverre ingang gevonden zal hebben bij de mensen, dat de Heer moet ingrijpen om de mensen weer in de goddelijke ordening terug te voeren. Als het edele zich wil handhaven, dan moet er een strijd aan voorafgaan die een verschrikkelijke uitwerking zal hebben, omdat de mensheid de voorschriften van de Heer niet bereidwillig opvolgt. Want ze zal zich veel eerder eigen maken wat aardse machthebbers haar als geboden voorstellen.
En zo zal het lukken het licht overal uit te doven. En er moet daar van Gods zijde met alle liefde, geduld en doorzetting voor deze zielen gestreden worden, willen ze weer in de kring opgenomen worden van degenen die uit de duisternis omhoog geheven worden naar het licht. Wat er in deze tijd gebeurt, zal zowel voor de strijders van God als ook voor de nog blinde schepselen van de aarde een onmiskenbaar teken van goddelijke welwillendheid betekenen. Dezen zullen met dank en eerbied de heerschappij van God herkennen, maar anderen zullen vol verbazing en vrees de hand van een eeuwige God voelen. En degenen die dankbaar zijn zullen het licht aannemen en zich van de wereld afwenden. Toch zullen ze maar met weinigen zijn.
De wereld laat degenen die eerst van haar vreugden genoten hebben, niet zo gemakkelijk los. Ze verlangen niet naar wat de eeuwigheid hun biedt. Want ze zijn zonder geloof en verwachten voor zichzelf dus niets na de lichamelijke dood. En waar al het geloof van toonaangevende zijde vernietigd wordt, daar zal er ook voor gezorgd worden dat de mens in de grootst mogelijke geestelijke blindheid blijft verkeren, zodat hij zijn gedachten niet op een probleem richt waarvan de oplossing een nadelig effect zou kunnen hebben op deze aardse macht.
De mens met een waar en diep geloof, kan zich nooit geheel en al aan de wereld overgeven. Maar van de wereld en haar heersers wordt een grenzeloze overgave als onderpand geëist, zodat ze deze macht onvoorwaardelijk aanvaarden. Waar het geloof aan God echter diep in de mens geworteld is, daar zal het mensenkind zich slechts aan de Vader alleen overgeven. Het zal Hem in alle dingen dienen en daarom vaak in conflict komen met de opdracht die hem door de aardse machthebbers gesteld is. En zo botsen de opvattingen daar al met elkaar.
Er kan maar één wil regeren. Waar de macht die op aarde regeert zich echter tegen de goddelijke macht verzet, daar zal vanuit God Zelf de nood over de mensen moeten komen. Dan pas zal het mensenkind zelf voor de beslissing geplaatst worden God de Heer te verlaten of Hem voor eeuwig toe te behoren.
En laat jullie dit gezegd zijn, jullie mensen op aarde: wanneer jullie de leer van de Heer niet willen aannemen, is jullie verblijf in het aardse dal niet meer van lange duur. De tijd van genade is spoedig voorbij, benut haar daarom wijs. Probeer dichter bij de Heer te komen en bid om kracht om voortdurend het juiste te denken en te doen, dan zullen jullie begenadigd zijn en inzicht hebben. Dan zal jullie een licht gegeven worden, zodat jullie de juiste weg gaan die naar het doel leidt, naar het eeuwige vaderland.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte