Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0447

0447 Lijden (noodzaak) - Goddelijke wil boven de macht van het kwade

2 juni 1938: Boek 10

Laat de Heer te allen tijde heersen. Hij zal het juist doen. De vele wonderen in de natuur geven jullie er getuigenis van dat er nergens iets kan veranderen, tenzij door de wil van God. En zoals het wat betreft de groei van planten, dieren en mensen eeuwig en altijd hetzelfde zal blijven, zo zal God ook alle gebeurtenissen zo weten te sturen dat ze steeds aan een doel beantwoorden en zo de mensheid steeds op een bevorderlijke wijze zullen dienen, of ze nu schijnbaar goed of slecht zijn.

Zo heeft de hemelse Vader zich het recht voorbehouden de mensen zonder uitzondering lijden toe te bedelen en Hij voert daardoor voor hen slechts een werk van liefde uit. Jullie mensen vatten dat niet. Want jullie zien slechts de droevige momenten die dit lijden jullie bezorgt, maar niet de vaak aanzienlijke verandering van de ziel, die een gevolg is van dit lijden. Als jullie je dit indenken, dan kan één enkel ogenblik genoeg zijn om in het lijden de Heer aan jullie te openbaren. Jullie zullen plotseling kunnen begrijpen dat jullie een langdurig tasten in de duisternis bespaard blijft door een dag van leed. En jullie zullen deze grote zegen moeten herkennen. Probeer daarom allereerst de noodzaak van zulke beproevingen in te zien, dan zullen ze jullie ook niet meer zo bedrukken en belasten. De Heer zegent je immers en geeft je kracht.

Kijk, in het ganse heelal is er maar één wil. Er zijn geen twee heersende machten, goed en kwaad, die in de oneindigheid regeren, maar de macht van de eeuwige Godheid is onbegrensd en heerst ook over de duisternis. Voor de wereldwijze lijkt de inwerking van goed en kwaad van gelijke kracht en sterkte te zijn. Ja, hij wijst zelfs de mogelijkheid af dat het goede ooit de zege zou kunnen behalen en hij aanvaardt zodoende de macht van het kwade als overheersende macht.

In deze wereld op aarde is het kwade weliswaar zo overheersend sterk vertegenwoordigd, dat het gevaar zeer groot is volledig te zegevieren over de mensen, maar in tijden van hoge nood is de werkzaamheid van de Godheid erop bedacht, in de mens een plotseling inzicht in het kwade te wekken. En dit breekt de werkzaamheid van een dergelijke macht van de duisternis. God heeft de mens de vrije wil gegeven en deze wil wendt zich helaas veel te vaak naar het kwade toe.

Maar de werking van de kracht van de Liefde is toch sterker dan de kracht van de haat van de onderwereld. En zo zal de menselijke ziel, ook zonder dwang, niet volledig ten prooi vallen aan de vijandelijke macht.

Elke goede daad brengt oneindig meer zegen teweeg dan de daad vanuit haat kan teweegbrengen voor de ondergang van de ziel. En aangezien de goddelijke Liefde het hele heelal omvat, kan het nooit ofte nimmer volledig in handen van de tegenstander vallen. En ook al duurt de strijd duizenden jaren en eeuwigheden, de Liefde zal de vijand steeds de zielen ontworstelen. En elk hart dat in zonde en duisternis vertoeft, zal door het vuur van de Liefde gelouterd worden, als het maar de wil opbrengt om van de duisternis naar het licht over te gaan.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte