Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0441

0441 Geest van God - Kiem van Gods liefde

30 mei 1938: Boek 9

Verlang naar de Geest van God. Dan wordt alles in jullie dadelijk werkzaam. De ziel zal zich van de materie afwenden. Het vlees zal afstand doen van de vervulling van zijn verlangens. De Liefde zal intrek nemen in jullie hart en dan zullen jullie voelbaar gewaarworden hoe alles in jullie licht en helder wordt. En dit alles, wanneer jullie uit volkomen vrije wil vurig verlangen naar de vereniging met God.

Elk wezen draagt de kiem van de zuiverste Liefde Gods in zich. Als deze kiem eenmaal in het hart is opgekomen, dan groeit ze ook verder. Want de voeding die dit plantje nodig heeft, wordt toegevoerd door het Woord van God dat in de zuiverste vorm in het mensenhart binnendringt, opgenomen wordt en goed genuttigd wordt. Een hart dat zo gespijsd is, zal gedurende zijn aardse bestaan beslist geen gebrek hoeven te lijden. Het houdt zijn levenskracht in stand en hoeft alleen maar met alle gloed waartoe het in staat is, lief te hebben. Dan zal het ook spoedig vervuld worden van de goddelijke Geest. Want de Vader van het heelal wil zich aan zulke mensen Zelf openbaren. Voor zo’n taak kiest Hij immers steeds diegenen uit die de kiem in zich dragen en die zorg dragen voor de ontwikkeling van het tere plantje Gods.

De goddelijke Leermeester onderwees Zijn leerlingen op aarde Zelf om zich nooit door de materie gevangen te laten nemen. En Hij gaf hun zo vaak bewijzen door de meest verschillende mensen, bij wie Hij Zijn liefdeswerk in vervulling deed gaan en die Hij inleidde in Zijn wijsheden en leringen. Hoe groter het vlammetje van Liefde in de harten van de leerlingen was, des te helderder van geest namen ze op wat de Heer predikte. En spoedig waren de leerlingen zo van de Geest Gods doordrongen dat in de werken van de leerlingen op aarde slechts datgene tot uitdrukking kwam wat in de goddelijke Meester Zelf woonde: een ongekende kracht, die zich in daden en woorden uitte.

Volledig onwetende, eenvoudige mensen bereikten een graad van geloof en van zielenrijpheid, die de natuurlijke begaafdheid onmiskenbaar overtrof. De Geest Gods was immers met hen en overal waar het erop aankwam dwalende zielen op de goede weg te brengen, was er een zichtbaar inwerken van deze goddelijke Geest. De Geest van God is dus steeds nodig waar een volk gewekt en geleid moet worden. Want het zou de mens aan elke kracht ontbreken, die zich slechts vanuit zichzelf zou inspannen om onderwijzingen en wijsheden over te brengen, die zonder de Geest van God slechts puur mensenwerk en als zodanig vergankelijk zouden zijn.

Zodoende kan de mens alles tot stand brengen als de goddelijke Geest door hem werkt. En daarom zal het steeds de ijverig te vervullen opdracht van de mens zijn zich zo voor te bereiden dat hij voor de opname van de goddelijke Geest uitgekozen wordt en dat hij daardoor in het bezit komt van de volle kracht, waardoor hij dan kan volbrengen wat volgens de wil van de Heer is en wat Hem welgevallig is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte