Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0417
0417 Koren - Oogst - Maaiers - Wereldlijke vreugden
14 mei 1938: Boek 9
Neem de gaven aan zoals ze je geboden worden. En span je in er heel innig aan deel te nemen, dan zul je altijd gezegend zijn. Want het koren is niet altijd rijp voor de oogst. Eerst moet de juiste tijd komen. Maar als de tijd nog niet gekomen is, dan moet het aan de Heer overgelaten worden hoe Hij de vrucht tot rijpheid brengt. Op die manier moet ook je geest ontvangen wat hem door de hemelse Vader geboden wordt. Totdat de tijd van rijpheid gekomen is, moet jij je volledig aan de Heer overgeven, opdat Hij de geestelijke vrucht in jou tot rijping laat komen. Pas wanneer het oogsttijd is, wanneer er veel maaiers nodig zullen zijn, dan zal pas blijken hoe veelvuldig het zaad ontkiemd is dat de Heer Zelf heeft gezaaid.
Sla acht op de komende tijd: alles wat zich naar de aarde met haar vreugden toewendt, kan zich niet tot geestelijke rijpheid ontwikkelen. De vruchten die nu afgeworpen worden, zijn vergankelijke, waardeloze resultaten van hun aardse levensloop. Ze zullen bij de grote oogst als onkruid aan de kant worden geworpen en er zullen heel weinig goede vruchten zijn. En in die tijd zal het duidelijk worden. De mens met zijn gewoonten kan niet zo gemakkelijk opgeven, wat hem jarenlang gevangen heeft gehouden en wat voor hem tot nu toe aantrekkelijk is geweest. Hij vertrapt het goede zaad dat gezaaid werd, want hij beseft niet de waarde ervan. En daarom heeft hij reeds alles weggegeven om ooit op een goede oogst te kunnen rekenen. Want hij gaf het fundament weg.
Onderbreking
Vertaald door Gerard F. Kotte