Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0412
0412 Kringloop der dingen - Ritme - Driemaal zonnewerking
12 mei 1938: Boek 9
Tot de bijzonderheden van de dag behoort ook de afwisselende, omvangrijke en bovendien zeer regelmatige uitwerking van de natuurkrachten zowel op de mensen als ook op de dierenwereld. Als basis is er een kringloop van alle dingen uitgetekend die door de goddelijke wil is voorbestemd. Bijgevolg is elk wezen nu steeds aan dezelfde gebeurtenissen onderworpen en alles regelt zich vanzelf. Het zou de mensen tot grote troost zijn als ze daar maar een beetje aandacht aan gegeven hadden.
Zoals alles in het heelal aan een zeker ritme onderworpen is, zo zijn ook alle gebeurtenissen in het leven door hetzelfde ritme bezield, zodat daaruit reeds een onmiskenbaar besturen van de eeuwige Godheid op te maken valt. Hoewel jullie al jullie handelen uit vrije wil nakomen, is er toch steeds een zekere wetmatigheid te onderscheiden en herhaalt hetzelfde zich steeds met bepaalde tussenpozen, geheel zichtbaar en soms ook verborgen, maar duidelijk zichtbaar voor de mens die daarover nadenkt.
De goddelijke ordening ligt aan de basis van alles, hetzij in het klein, hetzij in het groot. Daarom is het vanzelfsprekend dat de eeuwige Godheid weet heeft van het kleinste wereldgebeuren en elke gebeurtenis wederom noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het geheel. Als de mens het hele natuurleven op deze manier zou bekijken, dan zou hij er helemaal niet omheen kunnen notie te nemen van de Godheid die alles leidt en wijs bestuurt. Want geen enkele nog zo wijze aardse heerser kan een natuurgebeuren beïnvloeden. Dit berust alleen bij de Heerser over het heelal, die sinds eeuwige tijden de natuur en alles wat er in ontstaat, Zijn wetten gegeven heeft.
De werking van de zon is driemaal per dag anders: ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. Ze werkt steeds met verschillende kracht en telkens op een andere manier op de levende wezens in. Ze wekt ’s morgens als het ware al het slapende tot leven. Ze richt bladeren en bloesems, grassen en stengels op en voorziet ze van kracht om het dagelijkse ontwikkelingsstadium door te maken, om te groeien en te gedijen.
Op het middaguur is de kracht van de zon zodanig toegenomen dat ze een stimulerende invloed heeft op alle schepselen in zoverre ze nog aan het groeien zijn. Ze stimuleert dan alles tot de hoogste activiteit en bevordert zo weer de ontwikkeling van alle levende wezens op aarde.
Maar tegen de avond is haar licht reeds uitermate mild en beroert ze alles weldadig met verzachte licht- en warmtekracht. En toch is ook deze langzame teruggang van haar werkzaamheid wijs ingericht om alles wat er op aarde leeft, de overgang van de hitte van de dag naar de koelte van de nacht niet zo plotseling te laten ervaren.
Zo moet ook de mens zich bewegen in zijn kringloop van alle dingen die volgens Gods wijsheid en wil geordend en gestuurd is. En deze regelmatige herhalingen van alle gebeurtenissen zijn wenken naar het bestuur van de eeuwige Godheid en wijzen erop dat de mens dus een ingevoegde schakel is in de keten die door alle eeuwigheden heen geleid wordt en door de goddelijke Meester Zelf gesmeed is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte