Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0377

0377 Doorgeven van geestelijke kennis - De Heer stelt grenzen

13 april 1938: Boek 9

Degene die zelfzuchtig verlangt in de kring der wetenden opgenomen te worden, degene die zich nooit inspant om te geven van wat hij ontvangt, misbruikt de goedheid van de hemel. De Heer heeft hun Zijn liefde betoond, maar zij betonen niet dezelfde liefde aan hun medemensen. En zo kan de ziel zich ook nimmer losmaken van de materie. Dan is dit weten zoals de vanuit zichzelf verkregen kennis. Het wordt niet als vooruitgang van de ziel gewaardeerd, maar slechts als dode opname van hetgeen hem levend is overgedragen.

Zeg dit aan degenen die vanwege aards voordeel in de materie volharden. Maak hen attent op de woorden van de Heer: het belangrijkste in het leven is het volgen van de leer van Christus en degene die niet bereidwillig geeft wat hij ontvangen heeft, kan deze leer nooit naleven. In je naaste omgeving zal duidelijk worden welke invloed het navolgen van de geboden van God heeft, waar diegene steeds gezegend zal blijven, die de woorden van de Heer bereidwillig doorgeeft.

De mensen letten niet op de nood van hun omgeving en dus geven ze ook geen hulp waar het zo nodig zou zijn. Wie in de genade leeft, de liefde van God te kennen, moet zich er alles aan gelegen laten liggen anderen bij te staan en hij moet in het innerlijk besef van zijn eigen nood ook de nood van zijn broeders leren te verstaan. Weliswaar ontbreekt het meestal niet aan de wil, maar zijn eigen welzijn staat bij zo menig mensenkind voorop, terwijl echter het welzijn van de medemens hem niet bijzonder beroert. Dat is geen liefde zoals de Heer het predikt. Het eigenbelang zal voor zo’n mens het eigen loon verminderen en er zullen hem voortaan grenzen gesteld zijn aan het inzicht in de goddelijkheid.

De eigenliefde vertroebelt de intensiteit van het licht. De zielen die in het licht wandelen, is het echter bevolen mee te werken aan de verlichting van de geest van zo vele dwalenden. En wanneer dan het moment komt dat de Heer ter rechtvaardiging heeft uitgekozen, dan zullen vele leemtes zichtbaar zijn waar het grootste gebod was in liefde te werken. In het besef door de Heer begenadigd te zijn, zich voortdurend liefdevol overgeven aan zijn opdracht, ook anderen aan deze genade te laten deelnemen, zal de mens pas de rijpheid geven die voor het liefdeswerk in het hiernamaals bevorderlijk is. “Laat het Mijn zorg zijn”, zegt de Heer, “waar Ik de grenzen van het geestelijke weten wil plaatsen. Niemand moet geloven dat Ik over Mij en Mijn wil laat beschikken.”

En Ik zal wel op het juiste moment ingrijpen, wanneer aan iets een einde moet worden gemaakt. Maar jullie die de genade nog niet ten volle erkend hebben, mogen geen bevel voeren over degenen die Ik voor de arbeid in Mijn wijngaard heb bestemd. Wie echter moeite wil doen om Mijn Woord aan te nemen, die wil Ik opnemen in Mijn schare van degenen die Mij dienen. Ik wil hun Zelf de weg wijzen, opdat de weg naar het geloof voor hen gemakkelijk wordt. Zichzelf in alle liefde wijden aan de zorg om het heil van de mensenkinderen, zal in ieder geval zegenrijker zijn dan te piekeren over de dingen die de menselijke kennis niet kan doorgronden. En neem daarom de woorden gelovig aan die door Mij Zelf gegeven zijn en neem ze op in jullie harten. Dan gaan jullie de juiste weg.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte