Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0358
0358 De wil onderwerpen aan de goddelijke wil
1 april 1938: Boek 8
Vanaf het begin van de wereld ondervind je de genade van de Heer. Zodra één van jullie zich aan de wil van de Heer onderwerpt, maakt de Heer jullie wegwijs in de geschiedenis van de schepping. En dan wordt jullie kennis geboden die nooit meer van jullie afgenomen kan worden. Want het is de wil van de Heer dat degene die ernaar verlangt te weten, weet en dat degene die in God zijn Vader ziet, de waarheid inziet. Een oppervlakkig geloof garandeert jullie nooit een begrip van de goddelijke wijsheden. Maar hoe dieper jullie in het geloven staan, des te dieper jullie zullen binnendringen in de scheppingswonderen en des te inniger zullen jullie in de geest met de eeuwige Vadergeest verbonden zijn. Want jullie stammen van Hem af, jullie zijn in het eeuwige licht verwekt. Jullie zijn zelf als deel van het licht een deel van de eeuwige goddelijkheid. Wanneer jullie je inspannen voor het kindschap van God, dan is jullie streven onophoudelijk en steeds alleen maar gericht op de hereniging met de hemelse Vader. Het oerlicht dat jullie oorspronkelijke wezen was, zal in jullie blijven bestaan, ook al is het slechts als een heel klein vonkje aanwezig. Want zijn hoedanigheid zal steeds dezelfde blijven.
Toch moeten jullie je proberen los te maken van wat de wereld toebehoort. Dan zullen jullie bekwaam zijn het licht te herkennen. Jullie zullen ernaar verlangen de intensiteit van het licht te versterken. Jullie zullen alleen nog maar in het licht willen wandelen en het zal steeds lichter worden rondom jullie, totdat jullie de Vader van al het licht genaderd zijn en bijgevolg de vereniging met de Vadergeest kan plaatsvinden, die jullie pas tot volkomen godgelijke wezens verheft, die jullie oorspronkelijk waren en zullen blijven tot in alle eeuwigheid. Zo is de bestemming van de mensheid voorgetekend en de Heer heeft er duizenden uitgekozen, die Zijn geboden op aarde nakwamen, om opnieuw als lichtwezens degenen die nog door geestelijke duisternis omhuld worden, opheldering te brengen. In de fase op aarde staan ontelbare van zulke wezens de kinderen op aarde terzijde en willen graag de geest van zo velen die op aarde wandelen, verlichten.
Wij allen die rondom je zijn, werken actief mee aan de geestelijke gesteldheid van deze velen. Wie zichzelf niet in deze toestand brengt, die hem het voortdurende scheppen uit Gods genadebron mogelijk maakt, die zal moeilijk het licht van de Geest verwerven. Want de kracht van God kan slechts daar werken waar aan de randvoorwaarde voldaan is. Alleen het bereidwillig in zich opnemen van de goddelijke Geest brengt het aardse wezen in de toestand waarin de genade van de Heer hem onophoudelijk toestroomt, aangezien immers alles wat ontstaat uit de wil om God te bereiken, ook nooit kan vergaan of ophouden. Daarom moet ook iedereen in voortdurend bezit van Gods genade zijn, die samen met de Heer hetzelfde nastreeft: een steeds hoger ontwikkelen van de menselijke ziel, opdat ze bekwaam is om de goddelijke Geest te ontvangen.
Zie, dat is de volledige verklaring waarom degene die zijn wil aan de goddelijke wil onderwerpt, hetzelfde doet als wat de Vader in de hemel wil. Hij zal nooit hoeven te vrezen voor een verkeerd handelen, denken of spreken, want hoe zou hij hetzelfde willen als de Heer zelf en toch iets anders doen dan dit. De Heer legt deze kracht bij iedereen in het hart en alleen de vaste wil van de mens laat deze kracht ook in zijn bezit komen, omdat deze van de Vader uitgaat en als eigendom in de wil van de mens overgaat indien het kind op aarde alleen de wil van de Heer uitvoert. Bedenk dat je innerlijke kracht vergroot wordt, steeds wanneer je jezelf aan de Heer overgeeft, en dat je onafwendbaar volgens Gods wil moet handelen en niet verkeerd kunt gaan als je hart zich wendt tot God, de Schepper van hemel en aarde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte