Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0347

0347 Maar het grootste wonder is de liefde

27 maart 1938: Boek 8

Het grootst van alle wonderen is echter de liefde. En haar kracht gaat ver boven de grenzen van het menselijke denken uit. De allesomvattende liefde van God zal jullie steeds geven wat jullie ontbreekt. Daarvan getuigt Gods Woord dat jullie uit hoogten vol van licht wordt geopenbaard, om jullie te troosten en te verheffen tot levendige vernieuwing. Want dit alles doet de Heer uit overgrote liefde voor de kinderen die Hij graag een eeuwig rijk in hemelse gelukzaligheid wil bieden. En toch hecht de mensheid zo weinig belang aan de bewijzen van Zijn liefde. De wil van de mens om te leven is zo sterk dat hij slechts met onbehagen aan het uur van de dood denkt. En waar opnieuw de lichamelijke nood of zorgen de mens zwaar belasten, daar snakt de mens naar het moment van de dood in de stille hoop daarmee aan al het lijden te kunnen ontsnappen en het leven beƫindigd te hebben. Als de goddelijke liefde er nu niet zo lankmoedig voor zorgde dat de mensen steeds opnieuw attent werden gemaakt op de eeuwigheid, wat voor nut zou het leven van zo een mens dan hebben? En voor degene die zijn leven niet graag opgeeft, zou het leven net zo goed nutteloos verstrijken, als de Heer hem niet steeds opnieuw bewijzen van liefde liet toekomen.

Maar de wereld kan de liefde van de hemel niet in haar volle omvang vatten. De aardse mens weet wel dat de liefde alles tot leven wekt, maar in zijn aardse toestand is het begrip van de goddelijke liefde begrensd. Als hij er de wil voor opbrengt, kan hij alleen maar inzien dat de kinderen van de aarde voortdurend begeleid worden door de hemelse Vader en dat ze tot Hem kunnen bidden en altijd verhoord worden, wanneer dit verzoek betrekking heeft op hun zielenheil. Toch zijn er slechts weinigen in staat de onzegbaar grote liefde te vatten, die de Heer bewoog zich Zelf voor de mensen en hun zonden op te offeren. Om dit enorme gebeuren in zijn volle omvang te kunnen waarderen, moet er voor het kind van de aarde al een helder licht van inzicht schijnen. Het moet vatten dat elk aards wezen eens de heerlijkheid van de hemel gegund zal zijn en dat Gods wijsheid in eindeloos lange tijden alle middelen en wegen aanwendt om deze heerlijkheid voor dit wezen toegankelijk te maken. Want wat in het rijk van God binnengaat, moet volmaakt zijn en gelijk aan God. En er is weer veel geduld en liefde voor nodig om de schepselen die zich vaak verzetten, de weg te wijzen die als enige kan leiden naar de plaats waar de eeuwige gelukzaligheid hen opwacht.

In tijden van nood gelooft de mens vaak verlaten te zijn door de hemelse Vader en toch is Hij dan dichter bij hem dan ooit. Elke diepe nood is een teken van Gods barmhartigheid en liefde, hoewel jullie dat niet als zodanig kunnen of willen bekijken. Want als jullie je gedwongen door deze nood van het hart naar de eeuwigheid keren, dan is de liefde van de hemelse Vader niet zonder sporen aan jullie voorbijgegaan. Jullie hebben de roep van de liefde gehoord en jullie zijn hem gevolgd. En zo werkt de liefde van de Heer en Zijn oneindige geduld sinds eeuwigheden en Hij zal nooit ophouden de wezens door middel van deze liefde naar zich toe te trekken. In Zijn meest pijnlijke ogenblik, toen de Heer voor de mensheid aan het kruis geleden heeft en gestorven is, daalde de goddelijke liefde neer over het ganse heelal. Ze omvatte elk wezen en liet in alle zielen de goddelijke vonken ontstaan om zo iedere ziel die van goede wil is en die uit de liefde wedergeboren werd in de geest, de mogelijkheid te geven zich te verenigen met God, de eeuwige Liefde.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte