Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0336

0336 Opnamevat - Organische ledematen - Doel van het hart

17 maart 1938: Boek 8

Zie, het is zoals een grote zee van licht die de mensheid zal overspoelen. Er kunnen weliswaar honderden jaren voorbijgaan totdat er definitief een opheldering van de mensheid kan worden bereikt, toch vertoeft de Heer midden onder jullie. Zo is voor Zijn wil alles mogelijk en de vaten voor de opname van het licht, de waarheid en het inzicht zijn op veel plaatsen opgesteld. Als één van jullie mensen het vurige verlangen heeft om in diepe liefde met zijn Heiland verbonden te zijn, dan is hij als opnamevat zeer goed te gebruiken. En als hij dan steeds zijn wil ondergeschikt maakt aan de goddelijke wil, dan handelt hij voortdurend alleen zoals het hem opgedragen wordt. En de Heer heeft heel veel van zulke gewillige arbeiders nodig in Zijn wijngaard.

Waar ook maar echte devotie voorhanden is, die zich in het hart en in de liefde uit, daar werkt de Heer en is hem steeds nabij. Zo is de verbinding tussen hemel en aarde bestendig en ook zo duidelijk dat iedereen haar herkent, als hij maar zou willen herkennen en als hij met de ogen van het hart zou proberen te kijken, niet met zijn lichamelijke ogen die, doordat ze steeds meer op het materiële gericht zijn, het wezen van de godheid en Zijn werken nauwelijks herkennen. Maar dan ligt het altijd aan henzelf.

Ieder organisch deel heeft zijn doel. Het komt de bestemming na die hem volgens de wil van de Schepper werd toebedeeld. En zo heeft eveneens het hart het hem toegewezen doel te vervullen om al het geestelijk, goddelijk waarachtige in zich op te nemen en zo in voortdurende verbinding te blijven met het hoogste wezen, de eeuwige godheid. Alle andere functies van het menselijke lichaam hebben slechts het doel het lichamelijke leven te bevorderen, maar het hart leidt met zijn eigenlijke werkzaamheid naar de eeuwigheid. Het brengt voor de mensen eeuwige waarde voort doordat het al het geestelijke opneemt en bewaart en zo de drager is van elke geestelijke gedachte. Deze geestelijke gedachten geven de mens eigenlijk pas het echte leven te verstaan en ze waarborgen pas zijn verdere geestelijke ontwikkeling.

Als het menselijke hart geen opnamevat voor al het goddelijke was, waarin zou voor jullie mensen dan wel het doel van het leven te vinden zijn? Jullie kwamen en gingen van deze aarde zoals machinaal verwekte producten van de aarde. Dan zou jullie verblijf hier toch geen enkel verder nut hebben dan een doorlopend bemesten van de aarde zodra jullie lichaam, wanneer het eenmaal tot ontbinding was overgegaan, voor deze aarde afgedaan zou hebben. De nutteloosheid van een dergelijk aards leven ten aanzien van de bedoeling van de schepping moet jullie toch duidelijk worden. Of geloven jullie dat de goddelijke Schepper Zijn scheppingsplan niet wijzer heeft uitgevoerd dan wezens te schapen die na een korte tijd op aarde in een niets vervagen? Oh, wat zijn jullie geestelijk arm, jullie die je deze verkeerde opvatting eigen hebben gemaakt.

Jullie besef zal eens bitter zijn, want de heilige wil van de Schepper kan voor jullie op aarde nooit duidelijk worden, als jullie jezelf niet beschouwen als wat jullie zijn: als kinderen, van de Vader uitgegaan, die op aarde de toestand moeten bereiken van waaruit jullie voor eeuwig weer naar de Vader terug mogen keren. Kinderen die op aarde slechts één opgave hebben: aan God gelijk te worden om voor eeuwig met de goddelijke geest van de Vader verenigd te zijn.

Bij dergelijke problemen faalt het menselijke verstand. En daar hij dat ene niet kan doorgronden, verwerpt hij meteen alles en beschouwt hij zijn bestaan als niets anders dan een toevalligheid waaraan hij zijn aardse leven te danken heeft. Als hij de weg van het vlees zou kennen die zijn ziel al heeft afgelegd en als hij al die stadia terugblikkend innerlijk zou kunnen doorleven, dan zou het doel van zijn leven hem wel duidelijker worden. Maar het aardse leven, onder een zekere dwang of in vol besef van zijn opgave, zou voor hem dan niet dezelfde waarde hebben.

De mens moet geloven wat hij niet weet. Hij moet zijn geest tot volmaaktheid ontwikkelen. Hij moet zichzelf terugvinden in de liefde voor de Heer en Schepper. Daarom zal de mens, die erin slaagt uit zichzelf, uit eigen beweging, zich van het aardse los te maken, zich in de buitengewone genade van God mogen verheugen. Diens leven zal beantwoorden aan het doel. Degene die al in de korte tijd op aarde de verbinding met zijn Heiland zoekt, is eindeloos veel wijzer. Hij heeft zijn bestemming herkend, omdat de Heer Zelf het licht in zijn hart heeft neergelaten. En om nu in dit licht van inzicht over de aarde te gaan is nuttig en brengt zegen voor de eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte