Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0254

0254 Hemellichamen - Natuurwetten - Vergeefs onderzoeken

10 januari 1938: Boek 5/6

Lief kind, het is een oerwijze wet dat de hemellichamen in het heelal hun baan doorlopen zonder onderbreking en conform aan de wil van de Heer, steeds op dezelfde afstand van de zon en in een eeuwig herhalende gelijkmatigheid. Alles wat in het heelal geschapen is, is afhankelijk van het zonnesysteem. Geen enkele ster kan zonder de lichtkracht van de zon bestaan. Want elk hemellichaam is bestemd om weer als verblijfplaats voor ontelbare levende wezens te dienen en toch is hun hoedanigheid telkens anders. Zouden jullie dit willen doorgronden, dan moesten jullie met wetten rekening houden die jullie tot nu toe volledig onbekend zijn.

De aarde is een ster die volledig van de andere wereld - of beter gezegd, de andere hemellichamen - afgesloten is met eigen, voor de aarde bepaalde natuurwetten. En daarom kunnen jullie de hemellichamen die jullie aan het uitspansel zien, slechts volgens deze natuurwetten voor jezelf verklaren. Maar jullie komen daarmee niet dichter bij de waarheid. Voor alle aardebewoners gelden de wetten van de aarde die evenwel afwijken van de wetten van andere hemellichamen. Bijgevolg zal het jullie nooit mogelijk zijn hierover leerstellingen en regels op te stellen, want jullie beheersen de wetten van het heelal niet.

Het is ongeveer hetzelfde als jullie aan de wezens in het dierenrijk begrijpelijk zouden willen maken dat het denken van elke mens anders is, hoe elke geest zich zijn leven vormgeeft en deze levens zo fundamenteel verschillend kunnen zijn. En het dier zou dan de geestelijke atmosfeer niet kunnen verstaan waarin de mens zich bevindt, hoewel de mens zich net zoals het dierwezen ook op de aarde bevindt. Zo is ook elk hemellichaam volledig verschillend van een andere, ofschoon ze zich alle in één heelal bewegen en aan één wil ondergeschikt zijn. Bijgevolg blijft de laatste oplossing voor jullie mensen gesloten. Het is daarom volkomen zinloos wetenschappelijke onderzoeken te doen naar gebieden en vragen die de mens nooit kan oplossen.

Want zelfs wanneer jullie een oplossing gevonden hebben, wie wil er bewijzen dat deze oplossing juist is? Jullie zullen steeds alleen volgens de voor de aarde geldende wetten berekeningen maken en jullie oordeel vellen. Maar het heelal herbergt zo grote geheimen, dat het onderzoeken ervan voor jullie in het aardse bestaan vergeefse moeite is. Wie geeft jullie de garantie dat de schepping van de Heer zich op alle hemellichamen op dezelfde wijze voltrokken heeft? Wie wil op aarde dingen beweren die hij niet bij machte is te bewijzen?

Zo werelden ver de hemellichamen uit elkaar liggen, zo uiteenlopend is ook het doel van elk hemellichaam voor de wezens die eraan toegewezen zijn. En de wetten waaraan deze hemellichamen onderworpen zijn, zijn door de Schepper van het heelal gegeven naar Zijn wijs oordeel. Maar ze zijn voor de bewoners der aarde geheel onbegrijpelijk en niet te vatten met het menselijke verstand. Aan Zijn scheppingswerk moeten alle wezens de grootheid van de Heer herkennen. En als de mens zich maar eenmaal aan een dergelijke beschouwing overgeeft, dat hij slechts bij benadering kennis heeft van een heel klein deeltje van de schepping en dat hij niet in staat is zelfs dit deel, de aarde, in haar gehele hoedanigheid grondig te onderzoeken, dan moet er bij hem toch een flauw vermoeden opkomen van de oneindigheid van het heelal, van de onvatbare grootheid van de Schepper. En het moet hem duidelijk worden dat alles naar een wijs goddelijk plan geschapen is en dat de mens als een deel in dit scheppingswerk werd geplaatst en eveneens een opgave heeft. Het nakomen hiervan moet het doel van zijn leven op aarde zijn. En de bereidwilligheid om de Heer van de wereld te dienen moet het resultaat zijn van het nadenken van diegene die de aarde en de hemellichamen eromheen probeert te onderzoeken. Want het heelal is onzegbaar groot en de mens onbeduidend klein.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte