Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0228
0228 Gemakkelijk ontvangen – zegeningen van het geloof
16 december 1937: Boek 5/6
Lief kind, in de weinige maanden van je geestelijke werkzaamheid ontving je oor via ons zo veel woorden van liefde van de Heer en Heiland. Elke dag van uur tot uur gaan er aanmaningen naar je uit om in trouwe liefde op de Heiland te wachten. Zo vaak als het ons mogelijk is, richten we je gedachten op het geestelijke streven. Er zal eens een tijd komen dat je de leringen, die je ontvangen hebt, zult doorgeven. Net zoals jij je verdiept in de eeuwige waarheden, zo zullen er rondom je velen zijn die naar de woorden luisteren en ze in hun harten opnemen. In deze tijd zal het voor jou gemakkelijk zijn onze gedachten op te nemen. Je zult zonder hindernissen ontvangen en we zullen je ononderbroken mogen onderwijzen. Want de Heer heeft je deze opdracht toebedeeld, dat je zult werken voor Hem en voor Zijn Woord. Elk werk van liefde aan je medemensen, hoe gering ook, zal je voldoening geven. Je zult liefdevol bezig zijn en actief deelnemen aan het verlossingswerk van de Heer.
Want opnieuw is de tijd gekomen dat de Heer op aarde vertoeft, dat Hij zich ophoudt in het hart van ieder mens die Hem maar roept. Want er is een grote nood onder de mensen. Bij ontelbare kinderen van de aarde weerklinkt Zijn Woord zonder gehoord te worden. De machten van de duisternis zijn ontketend en er zijn velen die zich aan deze machten onderwerpen. Er zal een harde strijd ontbranden om hun zielen. En daarom zendt de Heer Zijn boden en probeert Hij overal in het mensenhart binnen te dringen waar ook maar de geringste gedachte aan de Heiland opkomt. Menigeen zal aan de Heer denken tijdens het feest van de liefde. Moge zijn hart nog niet verhard zijn en ontvangen wat zijn geestelijke vrienden hem proberen over te brengen. Want opnieuw is de tijd gekomen dat slechts de wil van de mensen zich naar de eeuwigheid hoeft te richten om door geestelijke krachten aangenomen te worden en op de juiste weg te worden geleid.
In alle dingen moet je steeds rechtvaardig zijn en rechtvaardig denken. Je hart moet immers vrij zijn van al het onreine. Daarom moet je steeds je best doen om er alleen liefde in te bewaren. Lijden en verdriet verharden de mensen, de liefde brengt hen echter dichter bij de goddelijkheid. Laat daarom steeds alleen liefde heersen.
En nu, mijn kind, ga verder: wie zich openlijk voor God bekent, zal de zegeningen van het geloof ontvangen. Er zijn ongekende hindernissen die zulke zoekenden de weg naar inzicht willen versperren. Maar door dit alles heen vindt de ziel haar Vader, want de gedachte van de mens is in staat zich in het heelal te projecteren. De gedachte kan alle hindernissen overwinnen en zodra de gedachte zich naar het geestelijke toekeert, vindt de mens verbinding met de hem toebedeelde geestelijke wezens die al wachten op zijn komst en onmiddellijk bereid zijn hem bijstand te verlenen. Weliswaar zullen dan eveneens de boze machten de menselijke ziel willen bemachtigen. Toch wordt de kracht van het goede steeds groter, hoe meer de menselijke wil zich er naartoe wendt en verlangend naar God om hulp smeekt.
De strijd duurt maar zo korte tijd totdat de mens in zijn hart het besluit genomen heeft. En als hij toegeeft aan de innerlijke drang die zijn gedachten naar boven wijst, dan wordt geestelijke kracht op hem overgedragen. Want de Heer is steeds tot helpen bereid, wanneer er om gevraagd wordt. Altijd sterkt Hij de zwakken, altijd onderwijst Hij hen die vragen en leidt Hij hen die dwalen. Maar het kind moet altijd een verlangen hebben naar de Vader, dan vangen alle zegeningen aan die de Vader voor Zijn kinderen bereid heeft en die Hij hen toebedeelt naar behoefte en wijs oordeel. Daarom wordt ook aan allen de gelegenheid geboden te ontvangen. En alleen de dwaas wijst deze goddelijke genade af. Gods liefde bezorgt jullie alles waar jullie om bidden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte