모든 물질 안에 영적인 존재들이 있다. 영적인 존재들은 영적인 성숙을 위해 일정 기간 동안 물질 안에서 존재하도록 정해져 있고, 영적인 존재가 마음대로 이 기간을 줄일 수 없다. 단지 사람의 의지만이 물질로부터 영적인 존재를 해방시킬 수 있다. 다시 말해 마음대로 영적인 존재의 체류 기간을 단축할 수 있다. 왜냐면 물질을 변형시키고, 항상 또 다시 영적인 존재가 거해야 할 새로운 것을 만들어내는 일이 인간에게 주어진 의무이기 때문이다. 따라서 얼마나 오랜동안 영적인 존재가 어떤 형체 안에 머물러도 되는 지는 어떤 의미에서 인간의 자유의지에 달려 있다. 인간이 물질의 변형을 위해 일하고, 새롭게 형체를 창조하는 목적이 섬기는 일이면, 이런 일은 항상 하나님의 뜻이 될 것이다.
인간의 의지가 물질을 이용해 생산하는 모든 것은 다시 인류의 유익을 위해 섬겨야만 한다. 그러면 영적인 존재의 겉형체가 존재하는 기간이 하나님의 뜻과 전적으로 일치한다. 그러나 겉형체가 인간의 의지에 의해 일찍 분해가 되고, 새롭게 생성되야 하는 역사를 통해 섬기는 과제를 부여받지 못하게 된다면, 이런 일은 하나님의 질서를 훼손하는 일이고, 영적인 존재의 성장과정이 중단되거나, 영적인 존재가 이 땅의 어떤 피조물을 위해 최대로 도움이 되지 않는 활동을 하도록 강요를 받는다. 인간의 손이 영적인 존재가 섬기는 일을 통해 성장하는 일을 막는다.
동시에 인간이 거만하게 창조물을 조기에 파괴시켜, 영적인 존재가 조기에 자유롭게 되도록 돕는다. 이런 일은 영적인 삶에 아주 크게 불리한 영향을 미친다. 왜냐면 영적인 존재가 이 땅에서 다음 형체 안으로 육신을 입기 위해 필요한 성숙도를 아직 갖추지 못했다는 것을 느끼기 때문이다. 그러므로 영적인 존재는 사람에게 해를 끼치려고 하고, 이런 일은 인간에게 좋은 영향을 미치지 못한다. 영적인 존재가 이전의 형체를 완전하게 극복할 때까지 새로운 형체 안에서 살 수 없다. 결과적으로 다가 오는 때에 많은 영적인 존재들이 자신의 겉형체로부터 자유롭게 되고, 자신의 때가 되어, 이제 새로운 형체 안에서 거하게 될 때까지 사람들을 괴롭힐 수 있다.
(1942년 4월 25일) 사람들의 사랑없음 때문에 일어나는 물질을 조기에 파괴시키는 일로 인해 성장 과정이 중단된 아직 성숙하지 못한 영적인 존재는 자신의 자유를 사람들에게 유익이 되지 않은 방식으로 사용한다. 아직 파괴되지 않은 부분에 남아 있는 영적인 존재는 자신의 새로운 형체를 기다린다. 그러나 물질이 사용할 수 없게 된 곳에서 영적인 존재들이 다른 머물 곳을 찾는다. 영적인 존재들은 그들의 소유하려는 욕구에 따라 먼저 사람들에게 압박을 가하고, 사람이 잃어버린 것을 항상 또 다시 생각하게 하고, 사람의 욕망을 불러 일으키려고 시도하고, 그 안에서 다시 육신을 입을 수 있도록 같은 물질을 만들려는 의지를 갖도록 자극한다.
이런 일은 사람에게 자주 고통이 큰 상태를 의미한다. 왜냐면 사람들이 그렇게 할 기회가 없기 때문이다. 이런 고통스러운 상태는 자신들의 성장과정이 중단된, 사람들에게 복수하기 원하는 영적인 존재들이 자신을 표현하는 일이다. 그러나 인간이 이런 파괴된 물질을 벗어나기 위해 모든 힘을 사용한다면, 물질을 향한 인간의 모든 태도가 얼마나 결정적인 지에 따라, 영적인 존재가 그 근처에 얼마나 오래 동안 머물러, 사람을 공격할지에 따라, 영적인 존재의 공격이 중단이 된다. 물질을 향한 욕망이 클수록, 영적인 존재의 영향력이 커지고, 영적인 존재는 이런 영향력을 더 많이 인간의 욕망을 증가시키기 위해 사용한다. 인간의 활동을 통해 이런 영적인 존재를 다시 담는 것을 생성하는 일이 불가능한 곳에서 영적인 존재는 다른 창조물을 공격을 한다.
영적인 존재들은 다른 창조물들과 연결을 이루려고 하고, 다른 창조물들의 활동에 영향을 미치려고 노력한다. 이런 일은 정상적인 자연의 현상을 벗어나는 일로 나타난다. 즉 식물 세계에서 특히 분명하게 불규칙성이 나타난다. 성숙하지 못한 존재들이 하나님의 방해를 받지 않고, 하나님의 질서를 혼란시키는 개입을 한다. 이로써 사람들이 모든 파괴의 역사가, 고귀하지 못한 동기로 조기에 파괴하는 모든 파괴의 역사가 다시 파괴하는, 질서를 벗어나는 영향을 미친다는 것을 깨닫게 한다.
조기에 자유롭게 된 영적인 존재는 무력하지 않고, 자유한 상태에서, 같은 성장 정도에 있거나, 더 높은 수준의 성장 정도에 있는 영적인 존재에게 항상 공격을 하거나 영향을 미친다. 이런 존재는 함께 활동하기를 원하는 영적인 존재와 합류하는 방식으로 자신의 자유를 활용한다. 다시 말해 두개의 지능이 이제 창조물을 파괴하는 일로 자신을 표현하기를 원한다. 이는 항상 단지 시도이다. 왜냐면 형체 안의 영적인 존재가 저항하기 때문이다. 그럴지라도 짧은 기간 동안 정상적인 상태에 간섭을 받고, 심각하지는 않을지라도, 눈에 띄는 비정상적인 일이 발생한다. 왜냐면 하나님이 실제 영적인 존재들이 이런 식으로 균형을 이루려는 일을 추구하고, 찾는 일을 허용하지만, 그러나 아직 완전히 성숙하지 못한 존재들에 의해 창조물이 중요한 변화를 겪는 일로부터 창조물을 보호하기 때문이다.
사람들이 단지 이를 통해 하나님의 질서를 어기는 모든 범죄가, 하나님의 질서를 뒤집는 일이, 사람들에게 해를 끼치는 영향을 미친다는 것을 깨달아야 한다. 이런 일은 식물의 세계의 성장이 지연되거나, 흉년이 들거나, 날씨 영향으로 나타나고, 이런 일은 자연 가운데, 구름 속에서, 공기 중에서 자유롭게 된 영적인 존재가 일으키는 일이다. 창조물을 조기에 파괴하는, 이로써 식물의 세계에 불리한 영향을 미치는 인간의 의지가 아주 자주 그런 일의 원인이다. 왜냐하면 자유롭게 된 영적인 존재는 활동하지 않는 상태로 머물지 않고, 비록 존재가 자신의 성장 단계에 합당한 겉형체를 찾고, 자신의 성장과정을 지속할 수 있기 위해, 필요한 성숙 상태에 아직 도달하지 못했을지라도, 새로운 변형되는 일과 새로운 활동할 영역을 찾기 때문이다.
아멘
TranslatorVoor elke materie is voor het rijp worden van het geestelijke dat ze in zich draagt een bepaalde tijd van haar bestaan gesteld die door het geestelijke zelf niet naar believen kan worden verkort. Alleen de wil van de mens staat het vrij het geestelijke vrij te maken van de materie oftewel de tijdsduur van zijn verblijf naar believen te verkorten. Want de taak van de mens is de materie om te vormen en steeds weer nieuwe dingen te scheppen die weer verblijfplaats van het geestelijke worden. Dus is het in zekere zin aan de vrije wil van de mens overgelaten hoe lang het geestelijke in een bepaalde vorm mag verblijven. En steeds weer zal deze wil ook de wil van God zijn als het werk van de mens de omvorming van de materie betreft en zolang het doel van zulke nieuw geschapen vormen weer een dienen is. Alles wat door menselijke wil uit de materie tot stand wordt gebracht, moet weer dienen tot welzijn van de mensheid. Dan stemt de tijdsduur van het uiterlijke omhulsel van het geestelijke helemaal overeen met de wil van God. Maar wordt door de menselijke wil een uiterlijke vorm te vroeg opgelost en wordt aan het werk dat nieuw moet ontstaan geen dienende taak gesteld, dan is dit een ingreep in de goddelijke ordening.
De ontwikkelingsgang van het geestelijke wordt onderbroken of het geestelijke wordt tot een bezigheid gedwongen die geen enkel schepsel op aarde ten goede komt. Het geestelijke wordt door mensenhand verhinderd om door dienen rijp te worden. Tegelijkertijd matigt de mens zich echter aan, scheppingen voortijdig te verwoesten en ervoor te zorgen dat daardoor het geestelijke in deze scheppingen vrij komt, wat op het gehele geestelijke leven een ongewoon nadelige uitwerking heeft. Want het geestelijke voelt erg goed dat het nog niet de vereiste rijpheid heeft voor zijn volgende belichaming op aarde. En het probeert daarom zich op de mensen af te reageren, wat geen gunstige invloed voor dezen betekent. Het geestelijke kan niet eerder een nieuwe vorm bewonen, dan tot de oude vorm totaal is overwonnen. Bijgevolg wordt zeer veel geestelijks in de komende tijd vrij van zijn uiterlijke omhulsel en kan het de mensen zo lang in het nauw brengen, tot zijn tijd voorbij is en het nu de nieuwe vorm tot verblijfplaats kan nemen. Het nog onrijpe geestelijke, wiens ontwikkelingsgang werd onderbroken door voortijdige verwoesting van de materie, waarvan de reden de liefdeloosheid van de mensen is, gebruikt zijn vrijheid op een manier die de mensen niet tot voordeel strekt. Het houdt zich nog zo lang in de verwoeste materie op, als er zich nog niet verwoeste delen in bevinden en het wacht op zijn nieuwe omvorming. Maar waar het materiaal onbruikbaar is geworden, daar zoekt het geestelijke zich een andere verblijfplaats. Het brengt vooreerst de mensen in het nauw, al naar gelang van hun verlangen naar bezit groot was. En wel stelt het zich aan deze mensen steeds weer voor als datgene, wat de mens heeft verloren, en tracht het diens begeerte op te roepen en de wil aan te sporen hetzelfde te laten ontstaan, om zich daarin weer te kunnen belichamen. En dit betekent voor de mensen vaak een smartelijke toestand, omdat hem daartoe de mogelijkheid ontbreekt. En deze smartelijke toestand is het zich uiten van dat onrijpe geestelijke, dat zich voor zijn onderbroken ontwikkeling op de mens wil wreken. Maar zodra de mens zijn gehele kracht inschakelt om zich van deze verwoeste materie te ontdoen, houdt ook het lastig vallen van de kant van het geestelijke op, zoals al met al de gehele instelling van de mens tegenover de materie maatgevend is, hoe lang het geestelijke zich in diens nabijheid ophoudt en hem bedreigt. Hoe groter het verlangen was en nog is naar de materie, des te grotere invloed heeft het geestelijke en des te meer gebruikt het zijn invloed om het verlangen van de mens nog te vergroten. Waar het niet door menselijk werk mogelijk is, dingen te laten ontstaan die dit geestelijke weer in zich bergen, brengt het andere scheppingen in het nauw. Het probeert zich ermee te verbinden en hun bezigheid te beïnvloeden, wat zich uit in verschijnselen die van het natuurlijke afwijken, dus in onregelmatigheden die in het bijzonder in de plantenwereld aan het licht komen. De onrijpe wezens grijpen verstorend in de goddelijke ordening in, zonder door God gehinderd te worden, opdat de mensen inzien dat elk werk van verwoesting, elke voortijdige vernietiging uit onedele motieven, ook weer een verstorende of in strijd met de wet zijnde uitwerking heeft. Het geestelijke dat voortijdig vrij wordt, is niet krachteloos en kan in vrije toestand steeds het geestelijke dat op gelijke of hogere trap van ontwikkeling staat in het nauw brengen of beïnvloeden. En het gebruikt zijn vrijheid op een manier dat het zich bij dit geestelijke aansluit en er als het ware samen werkzaam mee wil zijn. Dus nu willen twee intelligenties zich door één scheppingswerk uiten. Het zijn weliswaar steeds alleen maar pogingen, want het geestelijke in de vorm verweert zich er tegen, maar toch wordt het enige tijd in zijn regelmaat gestoord. En dit heeft afwijkingen tot gevolg, die weliswaar geen verstrekkende gevolgen hebben, maar die toch merkbaar zijn. Want God laat het geestelijke op deze manier wel een compensatie zoeken en vinden, maar beschermt de andere scheppingswerken tegen belangrijke veranderingen door zulke wezenlijkheden die nog helemaal onrijp zijn. Alleen moeten de mensen daaraan herkennen, dat elk vergrijp tegen de goddelijke ordening zich weer zo doet gevoelen dat de goddelijke ordening omver wordt gegooid. En dat tot nadeel van de mensen, ofwel door vertraagde groei in de plantenwereld of misoogsten, of ook invloeden door slecht weer, die eveneens vaak het zich afreageren van zulke vrij geworden geestelijke wezens in de natuur, in de wolken of in de lucht zijn. Zeer vaak is de oorzaak de menselijke wil zelf, die scheppingswerken voortijdig verwoest en daardoor zelf de plantenwereld ongunstig beïnvloedt. Want het vrij geworden geestelijke blijft niet werkeloos, maar zoekt nieuwe omvormingen en een nieuw werkterrein, ook wanneer het daar nog niet de benodigde toestand van rijpheid voor heeft, tot het een bij zijn toestand van rijpheid passend omhulsel heeft gevonden en zijn ontwikkelingsgang kan voortzetten.
Amen
Translator