Vi viene sempre di nuovo dato il Chiarimento, che la Mia Promessa si adempie, che significa che giunge alla Vita eterna colui che crede in Me, ma che dovete muovervi in una fede viva, per aver parte di questa Promessa. E questo significa di nuovo, che dovete vivere nell’amore, se volete arrivare ad una fede viva. L’amore quindi vi garantisce un’eterna Vita, perché questo genera una fede viva. Ma Io devo pretendere da voi una tale fede, perché se questa salda convinzione interiore non è in voi, allora non potete nemmeno comprendere il Significato dell’Opera di Redenzione, allora vi attenete solamente a delle parole, parlate di una fede, ma in Verità non la possedete, perché vi manca il sapere su tutti i collegamenti, un sapere che soltanto questo vi procura una vita nell’amore. Senza amore potete parlare soltanto di una fede morta, di parole, alle quali manca la convinzione interiore. Non osate soltanto contraddire una dottrina di fede offertavi, ma non vi dona nessun chiarimento, e quindi non potreste nemmeno mai adoperarvi per una tale dottrina, quando questo viene preteso da voi. Vi ho dato la Promessa: “Chi crede in Me, ha la Vita eterna.” Ma vi dovete prima occuparvi di ciò che Io voglio aver compreso con “fede in Me”. Quello che vi viene detto su di Me e la Mia Opera di Redenzione, lo dovete pensare accuratamente e prenderne posizione, e soltanto allora si vedrà, se siete in grado di credere tutto, se ne siete pienamente convinti, che è così come vi viene insegnato, oppure se lasciato sorgere interiormente dei dubbi. E questo esame dev’essere eseguito da parte vostra in piena serietà. Allora il grado dell’amore ha un grande ruolo di che cosa siete in grado di credere. Chi vive nell’amore, non dubita, perché per lui è chiara l’Opera di Redenzione e la Missione dell’Uomo Gesù sulla Terra, lui sa che Gesù Si E’ sacrificato per via dei peccati dell’umanità, e comprende l’Atto di Misericordia del divino Redentore. Lo riconosce come il suo Redentore, e sa anche, che senza l’Opera di Redenzione non può diventare beato. Lui stesso approfitta delle Grazie dell’Opera di Redenzione, crede in Me e di conseguenza può arrivare alla Benedizione della Mia Promessa, perché la sua fede è viva, non è una formalità morta, non è un modo di dire, non sono parole pronunciate solo con la bocca. E’ sentita vivamente nel cuore, ed una tale fede avrà l’effetto, si manifesterà in opere d’amore, perché l’amore non lascia gli uomini fermi inattivi, ma si manifesterà sempre in opere. E la Beatitudine, l’eterna Vita, la posso dare solamente a colui che è cambiato nell’amore, e la sua fede è anche viva. Tutte le Mie Parole sono Spirito e Vita. E così sono anche Verità le Promesse e si adempiranno, ma pretendo anche la giusta predisposizione spirituale. Non posso dare la Beatitudine e la Vita a coloro che non vi tendono ancora seriamente, che non hanno nessun contatto interiore con Me, che però viene stabilito con l’amore. Ma allora la fede è autentica, allora l’uomo tende anche alla sua perfezione sulla Terra, perché Mi ha riconosciuto grazie al suo amore e la sua fede, e desidera ritornare di nuovo a Me, dal Quale è una volta proceduto. Ed allora si adempirà anche in lui davvero la Promessa che ho dato agli uomini, quando camminavo sulla Terra. Ma una fede morta mon procurerà nessun successo spirituale, nella fede morta l’uomo non tenderà spiritualmente sulla Terra. Non contraddice gli insegnamenti di fede che gli vengono portati vicini, ma non li potrà nemmeno sostenere convinto come Verità, perché finché gli manca l’amore, gli manca la conoscenza spirituale. Senza amore però non esiste nemmeno nessuna Vita, perché l’amore, che è Forza, permette un divenire attivo, e perché “Vita” significa poter essere attivo in continuazione nella Volontà di Dio, poter agire nella Luce e nella Forza come figlio Mio ed essere incommensurabilmente beato.
Amen
TraduttoreSteeds weer wordt u opheldering erover gegeven, dat mijn belofte vervuld wordt die luidt dat die in Mij gelooft het eeuwige leven zal bereiken, maar dat u in een levend geloof zult moeten verkeren om deze belofte deelachtig te worden. En dat betekent weer dat u in de liefde zult moeten leven, wilt u tot een levend geloof komen.
De liefde verzekert u dus een eeuwig leven, want deze brengt een levend geloof voort. Maar Ik moet zo’n geloof van u vragen, want heeft u deze vaste innerlijke overtuiging niet, dan kunt u ook de betekenis van het verlossingswerk niet begrijpen. U houdt u dan alleen aan woorden vast. U spreekt van een geloof, maar bezit de waarheid niet, omdat het weten u ontbreekt over alle samenhang, een weten dat een leven in liefde u pas oplevert.
Zonder liefde zult u alleen van een dood geloof kunnen spreken, van woorden waaraan de diepe innerlijke overtuiging ontbreekt.
U durft alleen niet een u aangeboden geloofsleer tegen te spreken, maar ze schenkt u geen opheldering en dus zou u ook nooit voor zo’n leer kunnen opkomen wanneer dit van u wordt verlangd. Ik heb u de belofte gegeven: “Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.” Maar u zult u tevoren ermee moeten bezighouden, wat Ik onder “geloven in Mij” wil hebben verstaan.
Wat u over Mij en mijn verlossingswerk wordt gezegd, daar zult u goed over moeten nadenken en uw standpunt moeten bepalen. En dan pas zal blijken of u bij machte bent alles te geloven, of u er volledig van overtuigd bent dat het zo is, zoals het u wordt geleerd, of dat u dan innerlijke twijfel boven laat komen. En dit onderzoek moet van uw kant in alle ernst worden gedaan. En dan speelt de graad van liefde een grote rol in wat u in staat bent te geloven.
Wie in de liefde leeft, twijfelt niet. Want voor hem is de betekenis van het verlossingswerk en de missie van de mens Jezus op aarde duidelijk. Hij weet dat Jezus zich ter wille van de zonden der mensheid heeft opgeofferd en de daad van erbarmen van de goddelijke Verlosser is voor hem begrijpelijk.
Hij erkent Hem als zijn Verlosser en hij weet ook dat hij zonder het verlossingswerk niet zalig kan worden.
Hij doet zelf een beroep op de genaden van het werk van verlossing. Hij gelooft in Mij en kan bijgevolg in aanmerking komen voor de zegen van mijn belofte. Want zijn geloof is levend, het is geen dode vorm. Het is geen manier van zeggen, het zijn geen woorden die de mond alleen uitspreekt.
Het is levend in het hart gevoeld en zo’n geloof zal ook zijn uitwerking hebben. Het zal in werken van liefde tot uitdrukking komen, omdat de liefde de mens niet werkeloos zal laten blijven, maar steeds weer in werken tot uitdrukking komt. En de gelukzaligheid, het eeuwige leven, kan Ik alleen diegene schenken die veranderd is tot liefde, en diens geloof is ook levend. Al mijn woorden zijn geest en leven.
En zo zijn de beloften ook waarheid en ze zullen worden vervuld. Maar Ik vraag daar ook de juiste geestelijke instelling voor.
Ik kan niet de gelukzaligheid en het leven geven aan diegenen die er nog niet ernstig naar streven, die geen innerlijk contact hebben met Mij, dat echter door de liefde tot stand wordt gebracht.
Dan is ook het geloof juist en dan streeft de mens ook naar zijn voltooiing op aarde. Want hij heeft Mij herkend ten gevolge van zijn liefde en zijn geloof en hij verlangt weer terug naar Mij uit wie hij eens is voortgekomen en van wie hij eens is weggegaan. En dan zal waarlijk ook elke belofte aan hem worden vervuld, die Ik de mensen gaf toen Ik op aarde vertoefde. Maar een dood geloof zal geen geestelijk resultaat tot gevolg hebben. Vanuit het dode geloof zal de mens niet geestelijk streven op aarde.
Weliswaar spreekt hij de geloofsleren die hem werden bijgebracht niet tegen, maar hij zal ze ook niet overtuigd kunnen verdedigen als waarheid, omdat het hem daartoe ontbreekt aan geestelijke kennis, zolang de liefde hem mankeert. Maar zonder liefde is er ook geen leven, omdat liefde de kracht is die een actief worden toelaat en omdat “leven” betekent: ononderbroken werkzaam te kunnen zijn naar de wil van God. In licht en kracht te kunnen werken als mijn kind en onmetelijk gelukzalig te kunnen zijn.
Amen
Traduttore