Il Regno spirituale è ben tutt’un'altra regione che il regno terreno e ci vuole una forte volontà per tendere verso quel Regno, quando l’uomo si trova ancora in mezzo al mondo. Sono due regni del tutto diversi e un regno sembra escludere completamente l’altro. Ma più la volontà è seria di entrare nel Regno spirituale e di rimanervi, più questo Regno acquisterà realtà e la percezione può rafforzarsi sempre di più che il Regno spirituale è la vera Patria, che la terra è soltanto qualcosa di passeggero di breve durata, che l’uomo attraversa solamente per giungere nella sua vera Patria. Sul momento all’uomo apparirà irreale la regione spirituale, e dovrà ripetutamente lottare, dovrà usare violenza, per sfuggire per breve tempo ai pensieri del mondo e di volare nel mondo spirituale. Ma gli riuscirà, se questa è la sua seria volontà, però una cosa deve esistere in lui: La tendenza per Dio e da ciò deve scaturire una Vita d’Amore Allora l’anima dell’uomo è già radicata nel Regno spirituale, perché il vero Amore proviene da Dio e riconduce a Dio, il Cui Regno non è di questo mondo. Ma ci deve essere il giusto Amore nell’uomo, l’Amore per Dio e per il prossimo. Perché finché l’uomo vive ancora nell’amore dell’io, sarà anche più legato con il regno terreno ed allora un mondo “spirituale” gli pare incredibile, questo mondo spirituale gli è così lontano che e non riesce a stimolarlo ed a cercarne un collegamento. Il Regno spirituale appare reale all’uomo fin dove Lo domina e per quanta forza con la quale influenza i suoi pensieri quindi, per tutto ciò il grado d’amore è determinante. Ma ne potrà essere convinto, egli può muoversi di più nel Regno spirituale che in questo mondo, quando in lui si è infiammato l’amore, che è dedicato a Dio ed al prossimo. Ed allora l’uomo è anche in grado di affermare con convinzione questo Regno spirituale nei confronti del prossimo, perché egli stesso ne è del tutto convinto, e manifesterà anche ripetutamente ciò che muove il suo interiore. Lui rappresenterà il Regno spirituale come unico degno a cui tendere e cercherà di stimolare il prossimo, di tendere anche lui a questo Regno, di mettere all’ultimo posto il mondo terreno senza valore, di considerare questo mondo sempre come temporaneo e di badare di più a ciò che non passa mai. E l’uomo troverà molto più facilmente la pace interiore quando rimane legato con il Regno spirituale e tende già sulla terra a questa meta. L’uomo non troverà mai la piena felicità tramite il mondo terreno, perché anche lui impara a conoscere la transitorietà di questo mondo e la sua vita rimarrà insoddisfatta, quando chiede sempre soltanto di beni terreni e si accontenta dell’adempimento di desideri terreni, perché la sua anima sente che cerca altro per essere felice. La sua anima non si accontenterà con ciò che le può offrire il mondo, potrà percepire la vera Beatitudine soltanto quando le vengono offerti dei beni dal Regno spirituale. Soltanto allora ha messo il piede sul suolo del Regno spirituale, soltanto allora ha trovato la vera Patria, soltanto allora riconosce il Regno spirituale come la sua Patria e soltanto allora sa, che questo Regno è reale, e che non le può più essere tolto, una volta arrivata nella Patria, quando è ritornata nella Casa del Padre, da cui una volta è uscita.
Amen
TraduttoreHet geestelijke rijk is wel een heel ander gebied dan het aardse rijk en er is een sterke wil voor nodig naar dat rijk te streven wanneer de mens nog midden in de wereld staat. Het zijn twee heel verschillende rijken en het ene rijk schijnt het andere volledig uit te schakelen. Maar hoe ernstiger de wil is, het geestelijke rijk te betreden en daarin te vertoeven, des te meer zal dit rijk ook aan werkelijkheid winnen en steeds meer kan zich het gevoelen versterken dat het geestelijke rijk het eigenlijke vaderland is, dat de aarde slechts iets vergankelijks is van korte tijdsduur dat de mens alleen zal doorlopen om in zijn ware vaderland te komen.
Maar het geestelijke gebied zal de mens meestal als onwerkelijk voorkomen en hij zal steeds weer moeten strijden, hij zal geweld moeten gebruiken om voor korte tijd de wereld te ontvluchten en zijn gedachten te laten gaan naar de geestelijke wereld. Maar het zal hem lukken, wanneer dit zijn ernstige wil is. Doch een ding moet in hem aanwezig zijn: het verlangen naar God en daaruit voortkomend een leven in liefde. Dan is de ziel van de mens al in het geestelijke rijk geworteld, want de echte liefde komt uit God en leidt terug naar God, Wiens rijk niet van deze wereld is.
Er moet echter de juiste liefde in de mens zijn, de liefde voor God en voor de naaste. Want als de mens nog in de eigenliefde vaststaat, zal hij ook meer met het aardse rijk verbonden zijn en dan komt hem een "geestelijke" wereld ongeloofwaardig voor. Deze geestelijke wereld staat zo ver van hem af en is ook niet in staat hem te lokken er verbinding mee te zoeken. Daarom zal de graad van de liefde doorslaggevend zijn, hoe ver weg het geestelijke rijk de mens werkelijk toeschijnt, in hoeverre het hem beheerst, hoe sterk het zijn gedachten beïnvloedt.
Maar het kan hem tot overtuiging worden, hij kan zich meer in het geestelijke rijk dan in deze wereld ophouden, wanneer de liefde in hem is ontvlamd die God en de naaste geldt. En dan is de mens ook in staat overtuigd tegenover de medemens voor dit geestelijke rijk op te komen omdat hij er geheel van overtuigd is, en hij zal ook steeds weer datgene vermelden wat hem innerlijk bezighoudt.
Hij zal het geestelijke rijk als alleen-nastrevenswaardig voorstellen en de medemensen trachten te bewegen eveneens op dit rijk aan te sturen en de aardse wereld als waardeloos op de achtergrond te plaatsen, steeds deze aardse wereld als vergankelijk beschouwend, en datgene meer te achten wat onvergankelijk is. En de mens die met het geestelijke rijk verbonden blijft en dit tot het doel van zijn streven op aarde maakt, zal veel eerder de innerlijke vrede vinden.
Volledig geluk zal de mens nooit door de aardse wereld vinden, want ook hij leert de vergankelijkheid van deze wereld kennen en zijn leven zal onbevredigd blijven wanneer hij steeds alleen naar aardse goederen verlangt en genoegen neemt met de vervulling van aardse wensen. Want zijn ziel merkt dat ze iets anders verlangt om gelukkig te zijn.
Zijn ziel zal zich niet tevreden stellen met dat wat de wereld haar bieden kan. Ze zal pas ware gelukzaligheid kunnen ondervinden wanneer haar goederen uit het geestelijke rijk worden aangeboden. Dan pas heeft ze het terrein van het geestelijke rijk betreden, dan pas heeft ze het ware vaderland gevonden, dan pas herkent ze het geestelijke rijk als haar vaderland en dan pas weet ze dat dit rijk werkelijk is en dat het haar niet meer kan worden afgenomen wanneer ze eens in het vaderland is aangekomen, wanneer ze de terugweg heeft gevonden naar het vaderhuis, waaruit ze eens is weggegaan.
Amen
Traduttore