Chi si oppone all’Agire divino, si gioca una Grazia indicibile, perché rifiuta Dio Stesso, il Quale vuole trasmettere all’uomo la Sua Forza. L’afflusso della Forza divina non è comunque così percepibile al corpo come lo sente l’anima, anzi il corpo viene persino sovente costretto a rinunciare alle gioie terrene, e contro questo s’inalbera, cioè l’anima viene spinta attraverso la Forza divina allo spirituale in sé, mentre il corpo pretende pure la sua dedizione a sè, e quindi l’uomo si trova in una lotta con sé stesso, ma ora la volontà non deve vacillare, il corpo non deve conquistare la supremazia, perché significherebbe la perdita della Corrente di Forza da Dio e metterebbe l’anima in estremo pericolo e procurerebbe il suo arresto spirituale oppure la retrocessione. La volontà umana non può essere costretta, perciò deve decidere sé stessa; per propria spinta deve liberare l’anima, deve sostenere il suo desiderio di metterla in contatto con lo spirituale, ma non deve far predominare il corpo. Non deve contemporaneamente amoreggiare con il mondo e costringere l’anima alla partecipazione delle bramosie del corpo. L’afflusso della Forza spirituale può nuovamente essere richiesto solo coscientemente, e sovente il desiderio per il mondo ostacola l’uomo, di richiedere il bene spirituale. Quindi, l’uomo si oppone ad un apporto dall’Alto, non lo riceve con gratitudine, ma solo di malavoglia, e questa sottile resistenza ha per conseguenza l’esaurimento della divina Fonte di Grazia, e l’uomo si trova poi in una predisposizione compassionevole, cerca le gioie del mondo e non le trova. Ma non desidera il bene spirituale, perciò non gli può nemmeno essere offerto. Ed anche se la vita passa senza profonde emozioni, non trova in esso nessuna soddisfazione, non vi vede nulla di bello, perché è povero di bene spirituale, ma dapprima ha già imparato a conoscere il suo effetto di Grazia. L’uomo deve chiedere umilmente ed intimamente la Forza da Dio, ma ogni rifiuto è una resistenza contro questa Forza, e quindi Dio la ritira e ne è conseguenza la miseria animica, ma mai un progresso spirituale.
Amen
TraduttoreDegene die zich tegen het goddelijke werkzaam zijn verzet, verspeelt een onnoemelijke genade, want hij wijst God Zelf af, Die Zijn kracht aan de mensen geven wil. De toestroom van goddelijke kracht is voor het lichaam weliswaar niet in die mate gewaar te worden, zoals de ziel het ervaart. Het lichaam wordt er daardoor immers zelfs toe gebracht zich gedwongen aardse vreugden te ontzeggen en deze verzet zich daartegen. Dat wil zeggen dat de ziel door de goddelijke kracht naar het geestelijke in zich geduwd wordt, terwijl het lichaam eveneens een toewijding aan haar eist en zodoende staat de mens in strijd met zichzelf en de wil mag nu niet aan het wankelen gebracht worden. Het lichaam mag niet de opperheerschappij verkrijgen, want het zou schade, het opdrogen van de krachtstroom uit God, betekenen en de ziel in gevaar brengen en haar geestelijke stilstand of achteruitgang opleveren.
De menselijke wil kan niet gedwongen worden en daarom moet hij zelf beslissen. Hij moet uit eigen beweging de ziel vrijlaten. Hij moet haar verlangen om zich met het geestelijke in verbinding te stellen, ondersteunen, maar hij mag het lichaam niet voor zich laten spreken. Hij mag niet tegelijkertijd zijn zinnen zetten op de wereld en de ziel dwingen om deel te nemen aan de begeerten van het lichaam.
De toestroom van geestelijke kracht kan weer alleen maar gevraagd worden en het wereldse verlangen hindert de mensen vaak om te vragen om geestelijke goederen. En zodoende verzet de mens zich tegen dit geschenk van boven. Hij neemt deze niet dankbaar in ontvangst, maar met tegenzin en deze weerstand heeft het opdrogen van de goddelijke krachtbron tot gevolg en de mens bevindt zich later in een betreurenswaardige toestand. Hij zoekt wereldse vreugden en vindt deze niet. Maar hij verlangt niet naar geestelijke goederen en deze kunnen hem daarom niet aangeboden worden.
En ofschoon het leven ook zonder diepe opgewondenheid voorbijgaat, vindt hij geen bevrediging in het leven. Hij ziet er niets moois in, want hij is arm aan geestelijke goederen, maar hij heeft eerder al diens genadevolle werking leren kennen. De mens moet innig en deemoedig om de kracht uit God vragen, maar elk afwijzen is een weerstand tegen deze kracht en zodoende trekt God deze kracht terug en het gevolg daarvan is nood van de ziel, maar nooit geestelijke vooruitgang.
Amen
Traduttore