Una confusione sconfinata del pensare fa prendere il sopravvento agli abusi, alla quale è alla base l’avidità e la brama di dominio. Il Comandamento dell’amore viene totalmente disatteso. Il demone ha afferrato il mondo, tutti bramano il possesso e non temono l’astuzia e la perfidia, per ottenerlo. Non sono delle premure sincere che l’uomo insegue, non è la giustizia davanti a Dio e non può mai dare la Sua Benedizione ciò a cui tende il mondo. Il mondo tende solamente al potere terreno, al benessere ed al possesso e tutto questo è la parte del maligno e perciò l’uomo si serve anche solamente dei mezzi del maligno, come la violenza, la menzogna, l’ipocrisia e l’inganno. Ma l’Amore di Dio è di servirsi reciprocamente nell’amore, non pretendere, non obbligare, ma chiedere e dare. Gli uomini devono vivere l’uno accanto all’altro nella pace ed utilizzare la loro esistenza terrena per provvedere alle loro anime. Ma come può essere provveduto all’anima, se l’uomo vive solamente per la conquista del bene terreno? Lui impiega ogni forza per aumentare la materia, che deve comunque superare e sottrae all’anima la forza che le serve per lo sviluppo verso l’Alto. L’immensa miseria dell’anima diventa sempre più grande a causa della presa di possesso illegittimo del bene terreno, quando viene conquistato in modo disonesto, perché lo spirituale in quella materia si ribella contro le anime che prendono possesso di lei illegittimamente, perché lo spirituale percepisce ogni ingiustizia ed il suo disdegno opprime pure l’anima dell’uomo, benché non se ne rende chiaramente conto. Inoltre anche dello spirituale immaturo che è stato liberato a causa di distruzioni violente non volute da Dio, si assocerà a questo spirituale indignato nella materia ed aggrava così l’anima. Perciò il bene appropriato illegittimamente non sarà mai benedetto per coloro che disdegnano il divino Comandamento dell’amore e peccano contro questo per egoismo ed avidità. Dio ha assegnato ad ogni Opera di Creazione il suo tempo per portare lo spirituale legato in lei alla maturità. Tutte le disposizioni da parte umana, che hanno lo scopo di una distruzione violenta anzitempo per motivi egoistici, sono da condannare, perché hanno per conseguenza la liberazione dello spirituale nello stato immaturo, che ha l’effetto dannoso sull’uomo, se Dio non protegge i Suoi da questa influenza. Questa influenza si farà sentire in una certa durata di tempo, finché lo spirituale immaturo viene di nuovo legato nella nuova forma esteriore che gli offre di nuovo la possibilità di maturare. L’anima di colui però, che ha causato questo per disamore, una volta dovrà espiare gravemente, perché il suo sviluppo è ostacolato e sovente persino messo in discussione. Il tempo terreno non viene utilizzato da lui per lo sviluppo verso l’Alto, ma semplicemente per aumentare la materia terrena, per aumentare ciò che lo ha tenuto legato per tempi infiniti. L’anima ora non se ne libera, ma lo desidera nuovamente e questo è la sua retrocessione spirituale.
Amen
TraduttoreEen grenzenloze verwarring van het denken, waaraan de hebzucht en heerszucht ten grondslag ligt, laat de wantoestanden hand over hand toenemen. En het gebod van liefde wordt totaal veronachtzaamd. De demon heeft zich van de wereld meester gemaakt, iedereen aast op bezit en schuwt geen list en gemeenheid om het te bereiken. Er is geen eerlijk streven, waarmee de mens zich bezighoudt, niets is er rechtmatig voor God en God kan nooit meer Zijn Zegen geven over datgene, wat de wereld nastreeft. Want de wereld streeft alleen naar aardse macht, een behaaglijk leven en bezit. En dit alles is aandeel van de boze en daarom bedient de mens zich ook alleen van de middelen van de boze, zoals daar zijn geweld, leugen, huichelarij en bedrog. Maar Gods Wil is elkaar in liefde te dienen, niets te eisen, niets af te dwingen, maar te vragen en te geven. De mensen moeten in vrede naast elkaar leven en hun aards bestaan gebruiken om voor hun ziel te zorgen. Maar hoe kan er aan de ziel worden gedacht, als de mens alleen maar leeft om aardse goederen te winnen? Hij wendt al zijn kracht aan om de materie te vermeerderen, die hij toch moet overwinnen, en hij onttrekt deze kracht aan de ziel, die ze nodig heeft voor haar positieve ontwikkeling.
De enorme nood van de ziel wordt nog vergroot door het wederrechtelijk in bezit nemen van aards goed, als het op onrechtmatige wijze wordt verworven. Want het geestelijke in die materie komt in opstand tegen de zielen, die er wederrechtelijk bezit van nemen. Want het geestelijke voelt al het onrecht en zijn verontwaardiging brengt als het ware de ziel van de mens in het nauw, ofschoon ze zich hiervan niet helder bewust wordt. Bovendien zal ook het onrijpe geestelijke, dat vrij werd bij gewelddadige verwoestingen, die niet door God gewild zijn, zich bij dit verontwaardigde geestelijke in de materie voegen en dus eveneens de ziel belasten. Daarom zal zich wederrechtelijk toegeëigend goed nooit zegen brengen aan diegenen, die het goddelijke gebod van liefde niet achtten en uit eigenbelang en hebzucht hiertegen zondigden.
God heeft aan elk scheppingswerk zijn tijd gesteld, om het geestelijke dat het in zich draagt tot rijpheid te brengen. Alle maatregelen van menselijke zijde, die uit egoïstische beweegredenen een gewelddadige voortijdige verwoesting ervan als doel hebben, zijn te veroordelen, want ze hebben een vrijworden van het geestelijke in onrijpe toestand tot gevolg, dat op de mensen een schadelijke uitwerking heeft, voorzover God de zijnen niet beschermt tegen de invloed ervan. In een bepaalde tijdsduur zal deze invloed merkbaar worden, tot het onrijpe geestelijke weer in een nauwe uiterlijke vorm is verbannen en dit het weer de mogelijkheid geeft rijp te worden. Maar de ziel van diegene, die van zoiets de schuld heeft door liefdeloosheid, zal hiervoor eens zwaar moeten boeten, want haar ontwikkeling is geremd en vaak zelfs helemaal op losse schroeven komen te staan. De tijd op aarde wordt niet door haar gebruikt om zich positief te ontwikkelen, integendeel, alleen tot vermeerdering van het aardse; tot vermeerdering van datgene, wat hem heeft vastgehouden door eindeloze tijden heen. De ziel verlost zich er niet van, veeleer begeert ze het weer opnieuw en dit is haar geestelijke achteruitgang.
Amen
Traduttore