La costrizione pregiudica il valore di un’azione. Quante volte l’uomo capita nella tentazione di credere di aver eseguito abbastanza il suo dovere, quando ha eseguito una azione, che corrisponde ad una legge prescritta. Questo vale in particolare per tali leggi, che sono state date agli uomini senza autorizzazione di potere e per cui veniva pretesa l’osservazione, per rafforzare con ciò di nuovo il potere terreno. Nulla è più inutile davanti a Dio che l’osservazione di tali leggi nello stato dell’obbligo. E nulla mette più a rischio la salvezza dell’anima dell’uomo che credere, di aver adempiuto il suo dovere. Perché questa credenza impedisce il cosciente tendere alla perfezione. L’uomo si crede su un gradino, che non ha ancora raggiunto per molto tempo, perché crede di aver adempiuto la Pretesa di Dio, ed ha semplicemente seguito il comandamento d’uomo, e questo è senza utilità per l’Eternità. Ogni adempimento del dovere è una specie di stato di costrizione, ben degno di riconoscimento nella via terrena, ma di nessun particolare successo per la vita spirituale, perché Dio esige che ogni modo d’agire abbia per base la libera volontà. L’uomo deve fare tutto senza spinta dall’esterno, e sentirsi indotto dall’interno al suo agire. Tutto ciò che fa, lo deve compiere liberamente e non costretto e non dev’essere indotto al suo agire né attraverso minacce né attraverso promesse. Solo allora questo agire è veramente utile per la sua anima. La Volontà divina soltanto deve bastare pienamente, a far agire ora rispettivamente il figlio terreno, ma voler influenzare attraverso una qualche costrizione oppure pressione sul modo d’agire degli uomini non è la Volontà divina Solo Dio unicamente ha dato dei Comandamenti, ma gli uomini credevano di dover inasprire questi divini Comandamenti, e così presto si è formato una cattiva situazione, che è generalmente minacciosa per i figli terreni, perché si bada nuovamente più all’esaudimento esteriore dei Comandamenti, e questo è in sé del tutto immeritevole. E’ soltanto una formalità alla quale si acconsente, che però è inutile davanti a Dio. Dei servitori di Dio che vogliono essere troppo ferventi hanno con ciò provocato una cattiva situazione, che ha un terribile effetto per l’anima. Si osservi solo una cosa, quanto forte sia rappresentata l’opinione, che soltanto la frequentazione di chiesa portasse l’uomo vicino alla Divinità, e quanto perciò questo è stato fatto come un obbligo all’umanità da parte umana. E come di conseguenza la credenza ha fatto radici, che serve Dio solamente colui, che esegue questo obbligo, ma come proprio andando in chiesa nella costrizione uccide ogni profondo sentimento verso l’eterna Divinità, quando viene eseguita obbligatoriamente ad un determinato tempo e quindi diventa semplice abitudine, che non ha più nulla in comune con (la Parola) “servizio per Dio”. E come contemporaneamente attraverso l’adempimento di questo comandamento, l’uomo viene educato ad un servizio apparente per Dio, dato che tutto ciò che ora fa, è prescrizione, quindi non è spinto a questo nessuna propria volontà o bisogno del cuore di servire veramente Dio. E’ un esercitare senza piano di azioni, che sono soltanto opere d’uomo, oppure disposizioni umane, che sono state inventate sotto il mantello di copertura di “Manifestazione della Volontà divina”, per costringere gli uomini ad inserirsi in una determinata chiesa per ingrandire il suo potere. E si raggiunge proprio il contrario con tali azioni di costrizione, dato che viene eseguito meccanicamente qualcosa, che dev’essere il desiderio più profondo, più interiore, e viene osservata ogni apparenza esteriore, mentre il cuore in ciò può essere vuoto e morto, ed un tal modo d’agire è senza valore davanti a Dio, appunto perché ha per premessa un certo stato di costrizione e perciò non può essere valutato, perché non corrisponde alla Volontà divina.
Amen
TraduttoreDe dwang doet afbreuk aan de waarde van een handeling. Hoe vaak komt de mens in de verleiding om te geloven dat hij aan zijn plicht voldaan heeft, als hij een handeling uitgevoerd heeft, die voldoet aan een voorgeschreven wet. Dit betreft in het bijzonder zulke wetten, die zonder bevoegdheid aan de mensen gegeven werden en waarvan de naleving geëist werd om daardoor weer de aardse macht te versterken.
Niets is waardelozer voor God dan het gedwongen opvolgen van zulke geboden. En niets bedreigt het zielenheil van de mens meer dan het geloof aan zijn plicht voldaan te hebben. Want dit geloof verhindert het bewuste streven naar volmaaktheid. De mens waant zich op een trede, die hij nog lang niet bereikt heeft, want hij gelooft aan de eis van God voldaan te hebben, maar heeft enkel en alleen een menselijk gebod vervuld. En dit is nutteloos voor de eeuwigheid.
Elke plichtsvervulling is een soort toestand van dwang. In het aardse leven wel prijzenswaardig, maar voor het geestelijke leven zonder noemenswaardig resultaat, want God verlangt dat aan elke handelswijze de vrije wil ten grondslag ligt. De mens zou alles zonder aansporing van buiten moeten doen en zich van binnenuit tot zijn handelen genoodzaakt voelen. Hij moet alles wat hij doet vrijwillig en ongedwongen verrichten en noch door bedreigingen, noch door beloften tot zijn handelen gebracht worden. Pas dan heeft dit handelen een waarachtig nuttig effect voor de ziel. De goddelijke wil alleen moet volop voldoende zijn om het mensenkind nu dienovereenkomstig te laten handelen. Maar door één of andere dwang of druk op de handelwijze van de mensen in te willen werken, is niet de goddelijke wil.
Enkel God alleen heeft geboden gegeven, maar de mensen geloofden deze goddelijke geboden aan te moeten scherpen. En zo heeft zich spoedig een wantoestand ontwikkeld, die in het algemeen gevaarlijk voor de mensenkinderen is, want er wordt weer meer gelet op de uiterlijke vervulling van de geboden en dit heeft op zich geheel geen verdienste. Het is slechts een vorm, die voor hen voldoet, maar die waardeloos is voor God. Dienaren van God, die al te ijverig wilden zijn, hebben hiermee een wantoestand teweeggebracht, die voor de ziel een verschrikkelijke uitwerking heeft. Schenk er maar eens aandacht aan hoe sterk de opvatting, dat alleen het kerkbezoek de Godheid dichter bij de mensen brengt de plaats ingenomen heeft en hoe dit daarom van menselijke zijde voor de mensheid tot plicht gemaakt werd.
En hoe dus het geloof geworteld is, dat alleen degene die deze plicht vervult, God dient. Hoe echter juist het kerkbezoek onder dwang elk diep gewaarworden van de eeuwige Godheid doodt, als hij overeenkomstig de regels op bepaalde tijden uitgevoerd wordt en het dus enkel tot gewoonte wordt, dat niets meer met het woord “godsdienst” gemeen heeft. En hoe tegelijkertijd door de vervulling van dit gebod de mens tot een schijn-godsdienst opgevoed wordt, dat alles, wat hij nu doet, voorschrift is, dus dat er geen enkele eigen wil of behoefte van het hart hem ertoe drijft om God waarachtig te dienen. Het is een zonder plan uitoefenen van handelingen, die slechts mensenwerk zijn, of menselijke bepalingen, die onder de dekmantel “uitingen van Gods wil” ingevoerd werden om de mensen gedwongen bij een bepaalde kerk aan te laten sluiten om hun macht te vergroten.
En er wordt juist het tegendeel door zulke gedwongen handelingen bereikt. Er wordt mechanisch iets uitgevoerd, wat het diepste, meest innerlijke verlangen zou moeten zijn en alle uiterlijke schijn wordt in acht genomen, terwijl het hart daarbij leeg en dood kan zijn. En zo’n handelswijze blijft zonder waarde voor God, juist omdat ze een zekere gedwongen toestand als beweeggrond heeft en daarom niet zo gewaardeerd kan worden, omdat het niet overeenstemt met de goddelijke wil.
Amen
Traduttore