Chi degli uomini si oppone di sentire la Parola di Dio, rimarrà a lungo nell’oscurità dello spirito, perché quando Io l’ho predicato agli uomini sulla Terra, hanno ricevuto la Luce dai Cieli. Ma ora il tempo è molto peggiorato, non c’è più quasi nessun uomo sulla Terra al quale non venga offerta la vera Dottrina, e malgrado ciò la maggior parte chiude cuore ed orecchio a questa Dottrina e sanno parlare solo di uno sfrenato godimento di vita. E perciò a loro la Mia Dottrina rimane così lontana e così incomprensibile, perché la minima indicazione ad una limitazione del loro godimento di vita li rende adirati e perciò rifiutano tutto troppo volentieri e lo vorrebbero rinnegare. Ma ora la Potenza divina ha però anche i Suoi mezzi, perché persegue sempre soltanto lo stesso scopo e perciò non vuole lasciare nessun figlio terreno al destino scelto da lui. Questo gli uomini lo chiamano bensì disposizioni di costrizione, che agiscono totalmente contro il loro desiderio di piacere, e con ciò non riconoscono senza riserva la libera volontà. Ma devono comunque riflettere fin dove devono ascrivere a sé stessi tutto ciò che sentono ora come costrizione, e quanto facilmente lo possono anche evitare con una volontà minimamente buona. Potrebbero rimanere sempre nello stesso rapporto di un figlio verso il padre, che vorrebbe preparare loro anche tutte le comodità e verrebbe a percepire la durezza solamente finché non volesse seguire intimante il padre e l’intimo amore unirebbe ambedue. Così opera anche il Padre celeste e tiene lontano ogni male, ciò che opprime e che tormenta i figli che Lo amano e che aborriscono ogni ingiustizia, e soltanto allora, quando questo rapporto ha subìto un colpo ed ora il figlio terreno trasgredisce le Disposizioni del Padre, il Quale lo ama e vorrebbe rivolgere tutto ciò che rallegra il suo cuore. Ad ogni figlio spettano le Benedizioni della fede e dell’amore, se non li accetta, anzi vi agisce persino contro apertamente e li disprezza, allora come contromisura deve venire sull’uomo terreno tutto ciò che viene sentito come costrizione. Allora l’uomo crede di essere stato posto nella Creazione totalmente non libero, ed ha solo da ascrivere tutto a sé ed al suo cuore indurito. E così proprio questi uomini cadono ancora prima in tentazione, di sospendere sé stessi dalla responsabilità sempre con la buona scusa, di eseguire tutto per costrizione, che però sono sempre solo degli effetti del loro precedente agire sbagliato. Ad ogni uomo è data la possibilità di scegliersi anche liberamente un’altra via, piuttosto per quello che ha fatto o fa, chi glielo impedisce? Ma lui, perché appunto la considera buona, ha scelto proprio questa via e così l’effetto del suo agire sarà sempre così, com’era il suo desiderio e la sua volontà. Se poi lo ha ammesso che il successo non è quello desiderato, allora vorrebbe ora respingere la sua colpa di un presunto fallimento ad un altro potere, solo per non dover riconoscersi come autore di questo fallimento. Chi si sforza di cercare in sé stesso il punto di partenza di ogni avvenimento che lo riguarda, presto riceverà un’altra opinione sul “destino”. All’uomo sono bensì presegnate le vie che ha da percorrere, ma a lui stesso è lasciato ogni libero agire, in modo che ognuno in ogni situazione della vita possa andare a prendere il giusto nutrimento per sé, rispettivamente per la sua anima, che assicura il suo progresso spirituale. E così nessun avvenimento nella vita dovrà formarsi in qualche impedimento per l’anima, ma l’uomo contribuirà sempre se ogni avvenimento ha una influenza vantaggiosa o svantaggiosa per l’anima, e perciò l’uomo non potrà mai rendere dipendente il grado di maturità della sua anima dalla situazione di vita assegnatoli, che in sé non è per nulla determinante per ciò che l’uomo pensa, sente e vuole nel cuore più interiore. Solo il pensare, sentire e volere dell’uomo procura la maturazione dell’anima, ma tutte le situazioni che lo circondano, servono solamente a portare al massimo sviluppo il suo pensare, sentire e volere, affinché l’uomo si possa appunto decidere liberamente. Ma non, che l’uomo fosse costretto di agire diversamente di come gli prescrive la sua $$volontà$$. Questo può bensì trovare l’impiego nell’attività puramente terrena, ma mai essere riferito alla vita interiore, che ogni uomo si può formare secondo il proprio beneplacito. Solo allora lui stesso deve portare le conseguenze, quando il suo pensare, sentire e volere trasgredisce l’Ordine divino, perché per questo Dio ha dato agli uomini l’intelletto da poter riconoscere, e sempre di nuovo delle Indicazioni là, dove il figlio terreno minaccia di smarrirsi.
Amen
TraduttoreDe mens die zich verzet tegen het ontvangen van het Woord van God, zal lang in de duisternis van geest blijven. Want toen Ik dit aan de mensen op aarde predikte, ontvingen ze het licht uit de hemelen. Maar nu is de tijd veel slechter geworden. Er is bijna geen mens op aarde aan wie de ware leer niet geboden wordt en toch sluiten de meesten hun hart en oren voor deze leer en kunnen ze alleen maar over ongeremd levensgenot spreken. En daarom blijft Mijn leer voor hen zo ver verwijderd en zo onbegrijpelijk, omdat de minste verwijzing naar inperking van hun levensgenot hen onwillig maakt en ze daarom maar al te graag alles willen afwijzen en ontkennen.
Maar nu heeft ook de goddelijke macht haar middelen. Want ze blijft altijd op hetzelfde doel gericht en daarom wil ze geen enkel mensenkind aan zijn zelfgekozen lot overlaten. Dat noemen de mensen weliswaar dwangmaatregelen, die de verlangens die hen bekoren, volledig tegenwerken en die zodoende de vrije wil niet zonder meer respecteren, maar ze moeten toch overwegen in hoeverre ze dit alles wat ze nu als dwang ondervinden, aan zichzelf toe te schrijven hebben en hoe gemakkelijk ze hier ook met een beetje goede wil aan kunnen ontkomen.
Ze zouden steeds in dezelfde verhouding kunnen blijven van een kind tot de Vader die hen toch ook alle genoegens zou willen bereiden en wiens hardheid ze nooit zouden ondervinden zolang ze zich innig bij de Vader zouden willen aansluiten en innige liefde hen beiden verbindt. Zo is ook de hemelse Vader werkzaam en Hij houdt alle kwade, bedrukkende en kwellende dingen ver van de zijnen die Hem liefhebben. En Hij gebruikt deze middelen alleen wanneer deze verhouding een slag te verduren heeft gekregen en het mensenkind nu tegen de voorschriften van de Vader in handelt, terwijl de Vader hem toch liefheeft en hem alles zou willen geven wat het hart van het kind blij maakt.
De zegeningen van het geloof en van de liefde komen ieder kind toe. Wanneer ze deze zegeningen niet aannemen, er zelfs duidelijk zichtbaar tegenin handelen en ze minachten, dan moeten er als tegenmaatregelen al die dingen over de mensen op aarde komen, die dan als dwang ervaren worden. Dan gelooft de mens dat hij helemaal onvrij in de schepping is geplaatst en hij heeft alles slechts aan zichzelf toe te schrijven en aan zijn verharde hart.
En daarom komen juist deze mensen als eerste in de verzoeking zich aan de verantwoordelijkheid te onttrekken, steeds met de goede verontschuldiging dat ze alles gedwongen moeten uitvoeren, wat echter steeds alleen maar de effecten zijn van hun voormalige verkeerde handelen. Aan elke mens is de mogelijkheid gegeven ook vrij een andere weg te kiezen dan men bewandeld heeft of bewandelt. Wie houdt hem daarin tegen? Maar hij is precies deze weg ingeslagen omdat hij deze voor juist hield. En zo zal ook de uitwerking van zijn handelen steeds zo zijn, zoals het de wens en de wil van de mens was.
Als hij dan heeft ingezien dat het resultaat anders is dan hij het wilde, dan zou hij zijn schuld aan zijn vermeende mislukking aan een andere macht willen toeschrijven, om zichzelf maar niet als de veroorzaker ervan te hoeven beschouwen. Wie zich inspant in zichzelf het uitgangspunt te zoeken van alle gebeuren dat hem aangaat, die zal zeer snel een andere mening krijgen over het lot.
De wegen die de mens moet gaan, zijn weliswaar voor hem uitgestippeld, maar toch wordt alle handelen vrij aan hem zelf overgelaten, zodat iedere mens in elke levenssituatie voor zichzelf resp. voor zijn ziel de juiste voeding kan halen, die hem verzekert van geestelijke verheffing. En zo zal geen enkele gebeurtenis op enigerlei wijze hinderlijk voor de ziel hoeven te zijn, maar de mens zal er steeds toe bijdragen of een gebeurtenis een gunstige of ongunstige invloed op de ziel heeft. En zodoende kan de mens nooit de graad van rijpheid van zijn ziel afhankelijk willen maken van de levenssituatie die hem toegewezen is. Want die is op zich niet in het minst doorslaggevend voor wat de mens in het diepst van zijn hart denkt, voelt en wil.
Alleen het denken, voelen en willen van de mens brengt de rijping van de ziel tot stand. Alle omstandigheden die hem omgeven zijn echter alleen geschikt om het denken, voelen en willen tot de hoogste ontplooiing te brengen, opdat de mens juist vrij kan beslissen. Maar niet opdat de mens gedwongen zou zijn anders te handelen dan zijn wil hem voorschrijft. Dit kan wel toegepast worden bij zuiver aardse bezigheden, maar dit kan nooit toegepast worden op het innerlijke leven dat elke mens naar eigen believen kan vormgeven. Alleen moet hij zelf dan ook de gevolgen dragen, wanneer zijn denken, voelen en willen tegen de goddelijke ordening indruisen. Want daarvoor gaf God de mensen het verstand, zodat ze het kunnen inzien. En Hij geeft steeds weer wenken, wanneer het mensenkind dreigt te verdwalen.
Amen
Traduttore