Compare proclamation with translation

Other translations:

BESMRTNOST DUŠE....

Ustrojstvo svakog ljudskog bića zahtijeva uvijek iste sastavnice, tijelo, dušu i duh. Tijelo....vanjski omotač.... izvršava funkcije koje odredi duša. Tako je tijelo samo organ, kroz koji će volja duše biti dovedena do izvršenja. Sa trenutkom smrti, duša više ne treba nijedan organ da joj kao na Zemlji....dakle u vidljivom djelu stvaranja.... služi, jer ona mijenja svoje boravište i prelazi u predjele gdje ništa ne treba biti učinjeno vidljivim prema vani. Postalo je neupotrebljivo tijelo, koje je bilo samo sredstvo za zemaljsko putovanje, gdje se duša morala oblikovati u nositelja Božanskog Duha. Duh, treća sastavnica živog bića, iako drijema u svakom čovjeku, ipak ulazi u aktivnost jedino kada mu volja duše poklanja više pažnje nego tijelu, stoga kada duša više ne pridaje toliku važnost zemaljskim zahtjevima, kao zahtjevima koje postavlja Duh, koji uvijek znače zapostavljanje zemaljskih potreba. Jer tijelo, duša i Duh,premda pripadaju zajedno, ipak mogu slijediti zasebne ciljeve. Duša može svoju volju više okrenuti zahtjevima tijela, no ona ove također može ostaviti neuvaženima, i svoju volju učiniti iskoristivom samo Duhu u sebi, i upravo taj smjer njene volje određuje njen život u onostranom, odnosno stanje u kojem duša prebiva poslije zemaljskog života, koje joj može donijeti sreću ili patnju. Stoga je zemaljski život, funkcija tijela, tek jedan prijelazni stadij u kojem se nalazi duša. Duša ga potiče na cjelokupno funkcioniranje na Zemlji, ali nju nikako ne treba zamišljati kao mrtvu (iščezlu, ugašenu) kada tijelo više ne može obavljati svoju funkciju.... Duša je međutim napustila tijelo, jer sada uzima boravište u predjelima gdje ona više nema potrebe za izvanjskim omotačem. No također, smatrati dušu dokončanom, bilo bi potpuno pogrešno shvaćanje njenog bića (suštine).... Jer, duša je nešto što ne može nestati. Ona ipak, zbog tjelesne smrti čovjeka, više ne može određivati tijelo u njegovim funkcijama, također zbog nedostatka zrelosti,odnosno kada je nedovoljno pažnje poklanjala Duhu u sebi, ona može pasti u stanje neaktivnosti; ali nikada ne može „više ne biti“.... Jer ona je nešto duhovno, što je vječno, dok se tijelo sastoji od zemaljske supstance (tvari), od materije, i stoga je podložno stalnoj promijeni, ali na kraju se rastvara u svoje izvorne sastavnice, čim je duša napustila tijelo.

AMEN

Translator
Translated by: Lorens Novosel

De onsterfelijkheid van de ziel (2)

De opbouw van een menselijk wezen vraagt steeds dezelfde bestanddelen: lichaam, ziel en geest. Het lichaam, het omhulsel, verricht de functies, welke de ziel bepaalt. Dus is het lichaam alleen het orgaan waardoor de wil van de ziel ten uitvoer wordt gebracht. Op het moment van de dood heeft de ziel geen orgaan meer nodig dat haar net als op aarde - dus in het zichtbare scheppingswerk - van dienst is, omdat ze haar verblijfplaats verwisselt en overgaat naar regionen, waar naar buiten toe niets zichtbaars gedaan hoeft te worden. Het lichaam, dat alleen het middel was voor de aardse loopbaan, waarin de ziel zich moest vormen tot draagster van de goddelijke geest, is weggevallen.

De geest, het derde bestanddeel van het levende wezen, sluimert wel in ieder mens, maar komt pas in actie, wanneer de wil van de ziel hem meer aandacht schenkt dan het lichaam, wanneer dus de ziel de aardse verzoeken niet zo belangrijk vindt als de verzoeken die de geest haar stelt, die altijd een achterstellen van aardse verlangens betekenen. Want lichaam, ziel en geest horen wel bij elkaar, maar kunnen gescheiden doelen nastreven. De ziel kan haar wil meer op de eisen van het lichaam richten, maar ze kan er ook geen acht op slaan en haar wil alleen aan de geest in zich ten nutte maken en juist deze richting van de wil bepaalt haar leven in het hiernamaals, dat wil zeggen: de staat, waarin de ziel na het leven op aarde verblijft, die haar geluk of leed kan opleveren. Dus is het aardse leven, de functie van het lichaam, slechts een voorbijgaand stadium, waarin de ziel zich bevindt. De ziel zet het aan tot al het handelen op aarde, maar ze is geenszins als opgehouden te bestaan te denken, als het lichaam zijn functie niet meer kan uitoefenen. De ziel heeft het lichaam wel verlaten, omdat ze nu verblijft in regionen, waar ze een uiterlijk omhulsel niet meer nodig heeft.

Maar de ziel als eveneens opgehouden te bestaan te beschouwen, zou een volledig verkeerde opvatting van haar wezen zijn. Want de ziel is iets, wat niet kan vergaan. Ze kan wel door de lichamelijke dood van de mens het lichaam er niet meer toe brengen zijn functies uit te oefenen. Ze kan ook door gebrekkige rijpheid - dat wil zeggen wanneer ze de geest in zich te weinig aandacht heeft geschonken - in een passieve toestand vervallen, maar nooit kan ze "er niet meer zijn". Want ze is iets geestelijks dat onvergankelijk is, terwijl het lichaam uit aardse stof, uit materie bestaat en daarom aan een voortdurende verandering is onderworpen, maar zich tenslotte oplost in zijn oerbestanddelen, zodra de ziel het lichaam heeft verlaten.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte