Contre la Volonté de Dieu la volonté de l'homme est impuissante, bien qu’elle se croie sage et forte. Toute intervention dans l'Ordre divin se punit elle-même, parce qu'alors la volonté humaine se tourne contre la Volonté divine, et cela a pour conséquence qu’une telle action a un effet sur l'homme lui-même puisque qu'au moyen de sa volonté la souffrance et la misère viennent sur lui. Ce n'est pas un hasard si l'homme doit souffrir de ce qu’il a lui-même causé ou souhaité. Parce que souvent il a travaillé contre la Volonté de Dieu au moyen de sa volonté, et maintenant il doit en sentir sur lui-même les effets. Et actuellement cet état prédomine sur la Terre, parce que la volonté humaine ne respecte plus la Volonté divine, elle abuse de sa liberté pour commettre des actions qui sont contraires à l'Ordre divin, et cela crée des situations qui sont pour l'homme d'une extraordinaire souffrance. Dieu ne tolère pas qu'on dédaigne Sa Volonté. De toute façon Il n'entrave pas la volonté de l'homme, mais il est compréhensible que ce ne puisse pas être quelque chose de bon lorsqu’on se tourne contre la Volonté divine. Et ce qui n'est pas bon, ne peut ne pas avoir pour effet un avantage pour l'homme. Par conséquent l'homme s'endommage lui-même au moyen de sa volonté tournée contre Dieu. Que cela soit spirituellement comme aussi du point de vue terrestre. Il va à la rencontre d'une rétrogradation spirituelle, s’il ne respecte pas la Volonté de Dieu, et maintenant la misère terrestre doit être employée de la part de Dieu comme remède, pour arrêter la rétrogradation spirituelle, c'est-à-dire pour l'éliminer. Et contre une telle mesure l'homme est impuissant, il peut seulement la diminuer lorsqu’il cherche à s'acquitter de la Volonté de Dieu, donc lorsqu’il reconnaît son bas état spirituel et cherche à l'éliminer. Alors sa volonté ne s'oppose plus contre la Volonté divine ; il vit dans l'Ordre divin et diminue par conséquent l'état de souffrance qui était seulement l'effet de sa volonté tournée contre Dieu.
Amen
TraducteursTegenover de wil van God is de wil van de mens machteloos, ook al waant hij zich nog zo wijs en krachtig. Elk ingrijpen in de goddelijke orde straft zichzelf, want dan keert de menselijke wil zich tegen de goddelijke wil en dit heeft tot gevolg dat zo’n handelwijze zich op de mensen zelf uitwerkt in zo verre, dat door zijn wil leed en nood over hem komt.
Het is geen toeval wanneer de mens vaak moet lijden onder wat hij zelf heeft veroorzaakt of nagejaagd. Want vaak heeft hij door eigen willen de wil van God tegengewerkt en hij moet nu zelf de gevolgen daarvan ondervinden. En deze toestand is thans op aarde overheersend, dat de menselijke wil geen acht meer slaat op de goddelijke wil, dat hij zijn vrijheid misbruikt voor handelingen die tegen de goddelijke orde indruisen en dat daar situaties uit voortkomen die voor de mens zelf buitengewoon smartelijk zijn.
God duldt het niet dat Zijn wil veronachtzaamd wordt. Weliswaar hindert hij de wil van de mens niet, maar verstandelijk gezien kan niet iets goed zijn wat tegen de goddelijke wil is gericht. En van wat niet goed is kan ook de uitwerking de mens geen voordeel opleveren. Bijgevolg berokkent de mens zich zelf schade door zijn tegen God gerichte wil, zowel geestelijke als aards. Er is een geestelijke achteruitgang te constateren wanneer geen acht wordt geslagen op de wil van God. En aardse nood moet nu van de kant van God worden aangewend als tegenmiddel om de geestelijke achteruitgang te belemmeren, respectievelijk deze op te heffen. En tegenover zoiets is de mens machteloos. En hij kan ze pas verminderen wanneer hij tracht de wil van God te vervullen, dus zijn lage graad van geestelijke ontwikkeling inziet en tracht deze op te heffen. Dan keert zijn wil zich niet langer tegen de goddelijke wil. Hij leeft in de goddelijke orde en dientengevolge beperkt hij de toestand van lijden die alleen de uitwerking van zijn tegen God gerichte wil was.
Amen
Traducteurs