Si tuvierais presente que después de la muerte de vuestro cuerpo únicamente actos de amor realizados en esta vida surten efecto a vuestra alma... que en el Reino espiritual todo el querer, pensar y actuar terrenal realizados producen a esta alma ni la menor ventaja... seguro que entonces no viviríais esta vida terrenal con tanta indiferencia...
Y aunque debidamente cumpláis con los deberes que la vida terrenal os exige... aunque terrenalmente hagáis todo para llevar ante la gente una vida correcta, todo esto no tiene valor para aquello que es imperecedero - para vuestra alma... Porque esta no puede llevar con ella al Más Allá bienes terrenales adquiridos en la Tierra.
Todo saber terrenal queda atrás... todos tesoros terrenales y toda reputación de personas son vanos si el alma entra en el Reino del Más Allá falto de bienes espirituales. Únicamente aspiración espiritual y acciones de amor aportan al alma tesoros espirituales que son imperecederos.
Frecuentemente los seres humanos son conscientes de su categoría si tan sólo llevan un modo de vida correcto, pero con esto siempre sólo se refieren a sus hechos terrenales o un cierto orden dentro de sus condiciones de vida, sin tener en cuenta que la finalidad de la vida en la Tierra es otra que solamente fomentar el bienestar del cuerpo. Pues no tienen en cuenta que todo lo que el hombre hace o deja de hacer tiene que ser llevado por el amor como fuerza motriz, para que pueda ser valorado para el alma después de la muerte del cuerpo...
Y si ahora os fijáis en vosotros mismos o en vuestro ámbito... lo que se habla y hace, y las pocas veces que el amor es la fuerza motriz de todo ello, entonces tenéis que llegar a la conclusión que todo es en vano y sólo os sirve para lograr fines mundanos - y os asustaríais si pudierais sentir la miseria de vuestra alma como malestar corporal, porque entonces ya no podríais alegraros de vuestra vida.
Pero vuestra alma no puede expresarse tan abiertamente, porque entonces de nuevo sería sólo por egoísmo que os esforzaríais a llevar una vida diferente - sólo para que no tengáis que sentir todos los días y todas las horas aquel mal corporal, con lo que este esfuerzo también sería vano...
Pues deberíais reflexionar sobre qué valor tiene lo terrenalmente conseguido para vosotros, sabiendo que no tenéis morada eterna en esta Tierra... Pero como no tenéis fe en una existencia después de la muerte de vuestro cuerpo también sois tibios e indiferentes ante vuestra alma. Vosotros os imagináis que con la muerte del cuerpo dejáis de existir. Pero vendrá el día en que os arrepentiréis amargamente de no haber aprovechado mejor de vuestra vida terrenal... os arrepentiréis de no haber actuado más en el amor - lo que cada uno de vosotros puede hacer fácilmente porque cada uno lleva en su interior una chispa de amor, y sólo debe avivarla...
Cada ser humano experimenta en sí mismo el bien que le hace una obra de amor que le llega de su semejante, de modo que también él podría hacer el mismo bien a otro prójimo... y seguro que no sería en mengua de él porque la satisfacción íntima que le produce su propia acción estimularía cada vez más su actividad en el amor. Además, su amor propio menguaría en la misma medida en que su amor al prójimo aumentara...
Y nadie pierde, porque lo que el hombre da por amor, le será restituido mil veces, aún en la Tierra o algún día en el Reino espiritual. Después será sumamente bienaventurado porque su paso por la Tierra en que el hombre debe dominarse a sí mismo resulta muy corto, mientras que el alma en el Reino espiritual podrá disfrutar eternamente de aquello que ha adquirido de riquezas en la Tierra.
Indiferentes los hombres van viviendo... diligentes en actividades mundanas y en aumentar sus bienes terrenales, aprovechando de toda clase de fuerzas vitales para actividades absolutamente negativas porque siempre sólo crean valores perecederos. La inmortalidad de su alma los deja indiferentes, pues no recibe el menor cuidado amoroso y carece de todo. De modo que el alma entra en el Más Allá en su estado mísero en que sólo encuentra lo que como hombre en la Tierra el amor le había producido.
Y si aquella existencia fue una vida totalmente sin amor, entonces el alma carece de Luz y de fuerza, y se acerca a una suerte angustiosa, porque únicamente mediante una actividad en el amor podía madurar en la Tierra... Por eso, que los hombres no digan: “Pues no hago nada de malo”. Porque en la vida terrenal el hombre debe ejecutar buenas acciones –nacidas del amor– únicamente entonces puede entrar en el Más Allá sin tener que hacerse reproches propios... y eso incluso si aún no ha alcanzado un alto grado de amor porque lo podrá alcanzar luego en el Más Allá, sólo que por una vez tiene que haber sido encendida la Luz, para que el alma no tenga que entrar en el Reino espiritual en plenas tinieblas.
Amén.
TraductorWanneer u bedenkt dat alleen daden van liefde van invloed zijn voor uw ziel na de dood van uw lichaam en dat al het aardse willen, denken en handelen deze ziel geen enkel voordeel oplevert in het geestelijke rijk, dan zou u waarlijk niet zo onverschillig door het aardse leven gaan. En of u al getrouw uw plichten vervult die het aardse leven van u vraagt, wanneer u ook aards alles doet om voor de mensen een correct leven te leiden, is elke handeling zonder waarde voor datgene wat alleen onvergankelijk is - voor uw ziel - want deze kan geen enkele van de op aarde verworven aardse goederen mee naar boven nemen. Al het aardse weten blijft achter, alle aardse schatten en al het aanzien van de persoon is waardeloos wanneer de ziel, arm aan geestelijke goederen, het rijk hierna betreedt. Alleen geestelijk streven en daden van liefde leveren de ziel geestelijke schatten op die onvergankelijk zijn.
En zo vaak zijn de mensen zich van hun waarde bewust, wanneer ze alleen maar een correcte levenswandel leiden - daar echter altijd alleen hun aardse handelingen of een zekere ordening in hun levensomstandigheden mee bedoelen. En ze denken er niet aan dat het doel van het aardse leven wat anders is dan alleen het lichamelijk welzijn te bevorderen. Ze denken er niet aan dat al het doen en laten van een mens door de liefde moet worden gedragen, dat de liefde de aandrang om te handelen moet zijn, wil het waarde hebben voor de ziel na de dood van het lichaam. En wanneer u nu let op uzelf of uw omgeving, wat er allemaal gedaan en gesproken wordt, hoe zelden slechts de liefde er aanleiding voor is, dan zult u tegen uzelf moeten zeggen dat alles nutteloos is en voor u alleen maar dient om aardse doeleinden te bereiken. En u zou schrikken als u de armzalige toestand van uw ziel kon gewaarworden als lichamelijk onbehagen, want u zou dan uw leven lang niet meer blij kunnen zijn. Maar zo duidelijk kan uw ziel zich niet uiten, omdat u dan weer alleen uit egoïsme uw best zou gaan doen om een ander leven te leiden, om maar niet dat onbehagen dagelijks en elk uur te voelen en zo'n streven zou dan eveneens waardeloos zijn. Maar u zou erover moeten nadenken welke waarde al het aards-bereikte voor u heeft, daar u toch zult weten dat uw verblijf op deze aarde niet eeuwig is. U gelooft echter niet aan een voortbestaan van uw ziel en daarom bent u zo lauw en denkt u niet aan uw ziel. U denkt dat het met u gedaan is op het moment van de dood en eens zal het u bitter berouwen de tijd op aarde niet beter benut te hebben. U zult spijt hebben de liefde niet meer te hebben beoefend, wat ieder van u kan doen omdat er een vonkje liefde zwak in hem gloeit dat hij alleen maar hoeft aan te wakkeren. Ieder mens zal ook bij zichzelf de weldaad ervaren van een werk van liefde dat hem van de kant van een medemens wordt betoond. En zo zou hij ook zelf deze weldaad aan zijn naaste kunnen bewijzen en dit zou zeker niet in zijn nadeel zijn. Want de innerlijke voldoening over zijn handelwijze zou hem alleen maar aansporen steeds opnieuw in liefde werkzaam te zijn en zijn eigenliefde zou in dezelfde mate afnemen als de liefde voor de naaste toeneemt.
Geen mens gaat er op achteruit, want wat hij geeft uit liefde zal hij duizendvoudig terug krijgen op aarde of eens in het geestelijke rijk. En dan zal hij uitermate gelukzalig zijn, omdat de tijd op aarde waarin hij zichzelf dus moet overwinnen slechts heel kort is, terwijl de ziel in het geestelijke rijk er zich eeuwig over verheugen kan wat ze zich aan rijkdommen heeft verworven op aarde. Onverschillig leven de mensen voort, ijverig in het aards bezig zijn, ijverig in het vermeerderen van aards goed, welke levenskracht dan ook wordt aangewend tot volledig negatief werkzaam zijn, omdat steeds maar alleen waardevolle voorwerpen worden geschapen die vergankelijk zijn. Maar op het onvergankelijke van hun ziel letten ze niet en er gaat geen enkele liefdevolle zorg naar haar uit. Ze moet gebrek lijden en gaat dan in een ellendige toestand het geestelijke rijk binnen, waarin ze alleen maar aantreft wat de liefde haar als mens op aarde heeft opgeleverd. En was zo'n leven zonder liefde, dan is de ziel zonder licht en kracht en gaat ze een smartelijk lot tegemoet, want alleen door werken van liefde kon ze op aarde rijpen.
En daarom zouden de mensen niet moeten zeggen: "Ik doe immers geen kwaad". De mens moet in het leven op aarde goede daden verrichten, uit liefde geboren. Dan alleen kan hij zonder zelfverwijten binnengaan in het rijk hierna, zelfs wanneer hij nog geen hoge graad van liefde heeft bereikt. Hij zal deze dan zeker kunnen bereiken in het hiernamaals. Alleen eens moet het licht zijn ontstoken, zodat de ziel niet in volledige duisternis het geestelijke rijk betreedt.
Amen
Traductor