Comparar anuncio con traducción

Otras traducciones:

La fuente de alimentación solo puede ser sentida por el alma...

El alma percibe todo suministro de poder espiritual, aunque el cuerpo no lo siente. Y es por eso que el hombre mismo no puede juzgar el grado de madurez en el que se encuentra, porque sólo lo espiritual madura en él, pero el cuerpo no experimenta ningún cambio, por lo tanto no se puede reconocer absolutamente ningún progreso espiritual. Y es por eso que el hombre como tal a menudo todavía tiene que luchar contra los deseos y debilidades puramente físicos, mientras que el alma ya se ha liberado de ellos. Pero luego es controlado por el cuerpo y, por lo tanto, está nuevamente atado a él, lo que no le gusta al alma. El alma acepta constantemente la fuerza y también vencerá rápidamente al cuerpo, le mostrará qué peligro es su deseo, y sobre todo tendrá éxito, porque el poder espiritual se vuelve efectivo tan pronto como el alma se mete en problemas.

Pero ningún ser humano puede madurar sin tentación, porque su fuerza debe crecer a través de la resistencia y resistencia para el alma es toda tentación que debe resistir... El cuerpo sigue exigiendo para sí lo que es parte del mundo hasta que el alma domina por completo el cuerpo, es decir, lo hace inclinado a su esfuerzo. Entonces finalmente puede considerar la materia como superada, porque el espíritu en ella ahora es más fuerte, y determina el alma y el cuerpo y es escuchada de buena gana.

Sin embargo, el suministro de fuerza debe tener lugar de una manera que solo toque el alma, porque de lo contrario, la voluntad de resistir del cuerpo se rompería inmediatamente en un cierto sentido de coerción, entonces sería un esfuerzo inconsciente por una recompensa, pero no un esfuerzo de uno mismo por la perfección, lo que entonces movería al hombre a suprimir los deseos terrenales y los placeres corporales. Por eso la afluencia de poder afecta solo al alma, impulsándola irrefrenablemente a actuar en el amor, a renunciar a los goces terrenales y al trabajo constante sobre sí mismo, sin que el cuerpo se vea afectado en sus acciones y deseos.

Pero como el alma lo necesita para realizar las acciones que el espíritu en ella le indica, el cuerpo lentamente pierde el contacto con el mundo y sus alegrías, pues siempre hará lo que el alma le pida aunque al principio con vacilaciones y con los sentidos todavía dirigidos hacia el mundo. Pero la fuerza del espíritu es más fuerte y la resistencia del cuerpo se rompe, tan pronto como el alma se entrega por completo al espíritu dentro de sí misma, entonces también determina al cuerpo a unirse a su deseo y esfuerzo, y todo peligro de un superficialidad mundana se acabó. Cuanto menos sean las luchas que el hombre tenga que librar contra las tentaciones del mundo, mayor será su estado de madurez...

Si el hombre sucumbe en la lucha con el mundo, entonces esto es un estancamiento en su desarrollo hasta que se haya levantado de nuevo, hasta que haya capacitada al alma volver a obtener el poder a través de la renuncia, lo que descarta un fracaso. Pero las tentaciones del mundo siguen necesarias y también curativas, porque el ser humano debe probar su fuerza contra ellas, y cada lucha contra ellas, cada victoria es un progreso hacia arriba. El alma ha de permanecer en perpetua lucha por la perfección; no ha de aflojar en sus oraciones por el apoyo de los amigos espirituales, siempre debe tener en cuenta que sus pensamientos y esfuerzos también reducen o aumentan el flujo de la fuerza, dependiendo de si se dirige hacia el mundo o hacia el reino espiritual. Pero el cuerpo le ha sido dado para que pueda superarlo, porque su fuerza solo aumenta a través de la tentación si ella tiene la seria voluntad de llegar a ser perfecta...

amén

Traductor
Traducido por: Hans-Dieter Heise

Krachttoevoer alleen voor de ziel voelbaar

De ziel neemt elke toevoer van geestelijke kracht waar, ofschoon het lichaam ze niet voelt. En daarom kan de mens zelf niet beoordelen in welke staat van rijpheid hij zich bevindt, omdat alleen het geestelijke in hem rijp wordt, maar het lichaam wat dat betreft geen verandering ondergaat, dus helemaal geen geestelijke vooruitgang laat zien. En daarom moet de mens als zodanig nog vaak strijd voeren tegen zuiver lichamelijke begeerten en zwakheden, terwijl de ziel zich daar al van heeft vrijgemaakt. Maar ze wordt dan door het lichaam beheerst en dus weer gebonden aan wat de ziel niet dierbaar is. De ziel neemt weliswaar voortdurend kracht in ontvangst en zal ook snel overwinnaar van het lichaam worden, ze zal het voorhouden welk gevaar er in zijn verlangen schuilt. En meestal zal het haar ook lukken, omdat de geestelijke kracht werkzaam wordt zodra de ziel in nood raakt.

Maar zonder verzoekingen kan geen mens rijp worden, want bij weerstand zal zijn kracht groeien en weerstand voor de ziel is elke verzoeking waartegen ze stand moet houden. Het lichaam eist voor zich nog steeds wat deel is van de wereld, tot de ziel het lichaam geheel beheerst, dat wil zeggen voor haar streven genegen maakt. Dan kan ze de materie definitief als overwonnen beschouwen, want de geest in haar is nu sterker en hij beslist over de ziel en het lichaam en wordt gewillig aangehoord.

De toevoer van kracht moet echter op een manier gebeuren die alleen de ziel treft, daar anders de wil van het lichaam om weerstand te bieden dadelijk zou zijn gebroken in een zekere toestand van dwang, al zou het in dat geval toch een onbewust streven naar een loon zijn, maar niet een streven uit eigen beweging naar volmaaktheid, wat de mens er dan toe zou aanzetten aardse begeerten en lichamelijk genot te onderdrukken. Het toestromen van kracht heeft daarom alleen een uitwerking op de ziel en drijft deze onstuitbaar aan tot werkzaamheid in liefde, tot het afstand doen van aardse vreugde en tot voortdurende arbeid aan zichzelf, zonder dat het lichaam daardoor wordt belemmerd in zijn handelen en wensen. Maar omdat de ziel het lichaam nodig heeft voor het uitvoeren van handelingen die de geest in zich haar opdraagt, verliest het langzaam de verbinding met de wereld en haar vreugden, want het zal steeds uitvoeren wat de ziel van hem verlangt, al is het ook in het begin aarzelend en met nog op de wereld gerichte zinnen. Maar de kracht van de geest is sterker en de weerstand van het lichaam is gebroken zodra de ziel zich volledig overgeeft aan de geest. Dan brengt ze ook het lichaam ertoe zich bij haar verlangen en streven aan te sluiten en elk gevaar van een wereldse vervlakking is voorbij.

Hoe geringer de gevechten zijn die de mens tegen de verzoekingen van de wereld heeft te voeren, des te hoger is zijn toestand van rijpheid. Verliest hij in de strijd met de wereld, dan is dit een stilstand van zijn ontwikkeling, tot hij er zich weer bovenuit heeft geworsteld, tot hij door het afstand doen voor de ziel weer de toevoer van kracht mogelijk maakt die een falen uitsluit. De verzoekingen van de wereld zijn echter toch nodig en ook heilzaam, want daarmee moet de mens zijn kracht beproeven. En elke strijd daartegen, elke overwinning is een stap opwaarts. De ziel moet voortdurend blijven worstelen om volmaaktheid. Haar gebed om ondersteuning door geestelijke vrienden mag niet verslappen. Ze moet steeds indachtig blijven dat haar gedachten en streven ook de toestroom van kracht vermindert of vergroot, al naar gelang het op de wereld of het geestelijke rijk is gericht. Maar het lichaam is haar ter beschikking gesteld, opdat ze het zal overwinnen. Want alleen door verzoeking groeit haar kracht als ze serieus volmaakt wil worden.

Amen

Traductor
Traducido por: Gerard F. Kotte