Compare proclamation with translation

Other translations:

God's justice demands atonement for guilt....

I am a good and just God.... My love for My living creations is immeasurable, and I would like to make all of them happy and give them the highest happiness because love urges Me to do so.... But since I am supremely perfect, I Myself must also move in My order from eternity; all signs of My perfection must be recognizable, and therefore also My justice must prove My perfection, which therefore also sets limits to My exceedingly great love, which I would like to prove to all My creatures.... I cannot make a being happy that has become sinful because this would contradict My righteousness.... Therefore My love is bound to My eternal law; it can only make the perfect happy to the extent that I want the being to be indescribably happy.... I can certainly grant mercy for justice by helping the being that has become sinful that it becomes free of its sins.... But the will to do so must come from the being itself, it must be aware of its guilt of sin and desire to become free of it, and it must ask for help to do so.... Thus I cannot release the being from its guilt against its will, nor can I make it happy with My love until My justice has been satisfied, for which the being itself must be willing.... Many of the spiritual beings called into life by Me had transgressed against Me.... They had become sinful, and barriers were imposed on My endless love because My justice did not allow love to work as before, that it therefore immeasurably blessed the beings.... And therefore these beings would have been eternally banished from My flow of love if My justice had not been satisfied, which, however, the beings themselves were unable to do, which they were completely incapable of doing due to their resistance to My strength of love.... in which their great sin consisted.... Nevertheless, the atonement had to be carried out according to the law of divine order if the beings were ever to be able to be permeated by My love again, thus to be made happy.... And this work of atonement was accomplished by the man Jesus out of love for Me and for humanity, whose wretched state He recognized and wanted to remedy by virtue of His love.... My justice was thereby satisfied, and My love was now able to come forth and turn towards the beings which once had gone out from Me and prepare a beatitude for them again which only I Myself as the Eternal Love can bestow upon them, but which also makes every being immeasurably happy.... Due to the former sin of apostasy from Me a restriction of My love was imposed on Me on the part of the one who became sinful.... because I do not give love power to it against the will of a being.... And even if it gives up its resistance, it must first have become free of its sin guilt to be allowed to receive My love again, because this requires justice, which belongs to My perfect nature, and because I eternally cannot overturn the law of order.... which is founded in My perfection. The man Jesus fulfilled the law, He lived entirely in divine order, but He also saw the way of life of His fellow human beings, which was completely against the law of divine order, and He took all their guilt of sin upon His shoulders and offered Me such an unheard-of sacrifice to redeem the guilt of sin of all that had once fallen, and I accepted this sacrifice, I was satisfied with it as compensation for the immeasurable guilt, which the beings that had fallen away from Me and then also the human beings had loaded upon themselves.... I accepted the sacrifice of the man Jesus, Who wanted to redeem all people from sin.... For the love in Him brought the sacrifice.... But love was I myself.... Thus love redeemed the guilt, but this would not have been possible without an act of atonement which I could only accomplish in the shell of a human being who was capable and willing to suffer.... Who Himself suffered immeasurably as compensation for the fallen one's guilt of sin. And therefore justice has not been bypassed; it was satisfied, and now My love could again become effective; it could give itself away and make the creatures immeasurably happy, because they were again without guilt, and that is why they can also unite with Me again and be completely radiated through by My love, as it was in the beginning.... And My love will not let up, and it will help everything that once had become sinful to voluntarily carry its guilt under the cross, to hand it over to Jesus and thus My justice will not be circumvented and the being will nevertheless be released from its guilt, because Love sacrificed Itself, because in the man Jesus It declared Its willingness to suffer and to die so that people will not punish the once fallen beings for their immeasurable sin…. did not need to suffer for their immense guilt of sin because they would have been eternally incapable of redeeming their sins and making (the) atonement for Me, which I, as a righteous God, had to demand in order to grant the beings the beatitude again which My immense love wants to provide for them. The compensation for the great guilt must be created first, because My perfection cannot violate the lawful order; every guilt must be redeemed, because this demands My justice....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

GOD's Gerechtigheid eist verzoening voor de schuld

IK ben een goede en rechtvaardige GOD. Mijn Liefde voor Mijn schepselen is onmetelijk en IK zou hen allemaal gelukkig willen maken en hun het hoogste geluk willen bereiden, omdat de Liefde MIJ daartoe dringt. Maar omdat IK hoogst volmaakt ben, moet IK Zelf ook in Mijn ordening van eeuwigheid verkeren, alle tekenen van Mijn volmaaktheid moeten te herkennen zijn en dus moet ook Mijn Gerechtigheid Mijn Volmaaktheid bewijzen, die daarom ook aan Mijn overgrote Liefde, Die IK aan al Mijn schepselen zou willen betonen, grenzen stelt.

IK kan geen wezen gelukkig maken dat zondig geworden is, omdat dit Mijn Gerechtigheid zou weerspreken. Daarom is Mijn Liefde dus gebonden aan Mijn eeuwige wet. Ze kan alleen het volmaakte gelukkig maken in die mate, zoals IK zou willen dat het wezen onbeschrijflijk gelukzalig is. IK kan wel genade voor recht laten gelden, doordat IK het zondig geworden wezen help dat het vrij van zijn zonden wordt. Maar de wil daartoe moet van het wezen zelf uitgaan, het moet zich van zijn zondenschuld bewust zijn en verlangen daarvan vrij te worden en het moet daarvoor om hulp vragen.

Dus kan IK het wezen niet van zijn schuld bevrijden tegen zijn wil in en IK kan het ook zolang niet met Mijn Liefde gelukkig maken tot Mijn Gerechtigheid genoegdoening is gegeven, waartoe het wezen zelf bereid moet zijn. Vele van de door MIJ in het leven geroepen geestelijke wezens hadden tegen MIJ gezondigd. Ze waren zondig geworden en aan Mijn eindeloze Liefde werden beperkingen opgelegd, omdat Mijn Gerechtigheid niet toeliet dat de Liefde werkzaam kon zijn als vroeger, dat Ze dus de wezens onmetelijk gelukkig maakte. En daarom zouden deze wezens voor eeuwig verbannen zijn geweest uit de stroomkring van Mijn Liefde, als er niet aan Mijn Gerechtigheid zou worden voldaan, wat echter de wezens zelf niet konden, waartoe ze totaal niet bij machte waren door hun afweren van de Kracht van Mijn Liefde - waarin hun grote zonde bestond. Toch moest genoegdoening worden gegeven volgens de wet van de goddelijke ordening, als het wezen ooit opnieuw door Mijn Liefde doorstraald, dus gelukkig gemaakt, zou kunnen worden.

En dit werk van verzoening volbracht de Mens JEZUS uit Liefde voor MIJ en voor de mensheid, waarvan HIJ de rampzalige toestand inzag en die op wilde heffen op grond van Zijn Liefde. Daardoor werd er aan Mijn Gerechtigheid voldaan en Mijn Liefde kon nu op de voorgrond treden en Zich keren naar de wezens die eens van MIJ zijn uitgegaan en hun weer een zaligheid bereiden die alleen IK Zelf als de eeuwige LIEFDE hun ten deel kan doen vallen, DIE echter ook ieder wezen onmetelijk gelukkig maakt.

Door de vroegere zonde van afval van MIJ werd ME van de kant van hen die zondig waren geworden een beperking van Mijn Liefde opgelegd, omdat IK niet tegen de wil van een wezen in, hem de Kracht van Mijn Liefde doe toekomen. En zelfs wanneer het zijn weerstand opgeeft, moet het wezen tevoren vrij zijn van zijn zondenschuld om Mijn Liefde weer te kunnen ontvangen, omdat de Gerechtigheid dit eist, Die tot Mijn volmaakte WEZEN behoort en omdat IK eeuwig niet de wet van de ordening ongedaan kan maken, die gegrondvest is in Mijn Volmaaktheid.

De Mens JEZUS vervulde de wet. HIJ leefde helemaal in de goddelijke ordening, HIJ zag echter ook de levenswandel van zijn medemensen, die geheel tegen de wet van de goddelijke ordening in gericht was, en Hij nam al hun zondenschuld op Zijn Schouders en bracht MIJ een ontzettend groot offer om de zondenschuld van al het eens gevallene te delgen. En IK nam dit offer aan en voor MIJ volstond het als compensatie voor de onmetelijke zondenschuld die de van MIJ afgevallen wezens en dan ook de mensen op zich hadden geladen. IK nam het offer van de Mens JEZUS aan, DIE alle mensen wilde verlossen van de zonde. Want de Liefde in HEM bracht het offer, de LIEFDE echter was IK Zelf.

Dus heeft de Liefde de schuld te niet gedaan, wat echter niet mogelijk geweest zou zijn zonder een boetedoening die IK alleen maar kon volbrengen in het omhulsel van een Mens die in staat en gewillig was te lijden - Die zelf onmetelijk geleden heeft als compensatie voor de zondeschuld, van het gevallene. En bijgevolg is de Gerechtigheid niet omzeild, haar werd genoegdoening gebracht en nu kon Mijn Liefde weer aktief worden, Ze kon zich wegschenken en de schepselen onmetelijk gelukkig maken, want ze waren weer zonder schuld en daarom ook kunnen ze zich weer met MIJ verenigen en helemaal met Mijn Liefde doorstraald worden, zoals het was in het allereerste begin.

En Mijn Liefde neemt niet af, en Ze zal allen die eens zondig zijn geworden helpen, dat ze hun schuld vrijwillig onder het kruis dragen, ze aan JEZUS overgeven, en zo dus Mijn Gerechtigheid niet wordt omzeild en toch het wezen vrij wordt van zijn schuld, omdat de LIEFDE Zelf Zich heeft geofferd, omdat ZE Zich in de Mens JEZUS bereid verklaarde te lijden en te sterven, opdat de mensen - de eens gevallen wezens - niet hoefden te lijden voor hun onmetelijke zondenschuld , daar ze eeuwig niet bij machte zouden zijn hun zonden te delgen en tegenover MIJ boete te doen, die IK als rechtvaardige GOD moest eisen om de wezens weer de gelukzaligheid te schenken, die Mijn onmetelijke Liefde hen bereiden wil.

De vereffening van de grote schuld moet tevoren tot stand worden gebracht, want Mijn Volmaaktheid kan niet tegen de wettelijke ordening ingaan, elke schuld moet zijn uitgewist, omdat Mijn Gerechtigheid dit eist.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte