Compare proclamation with translation

Other translations:

Belief in the soul's continuation of life....

If only people would believe that their soul.... their actual Self.... is immortal, if only they would believe that the soul as a human being on this earth is preparing its own fate in the kingdom of the beyond when it leaves its earthly body.... One day people will bitterly regret their indifference to their later fate, for one day they will realise what they had neglected to do in their earthly life, what they could have achieved had they believed the warnings and admonitions which were constantly given to them on earth. The indifference to their future fate is the great evil which threatens to pull many people into the abyss.... And therefore they shall only ever be informed of the fact that there is a continuation of life after death, that they cannot cease to exist even if they have to shed their earthly body.... their thoughts shall be directed towards this time which will come as certain as one day will follow the other.... If only they were able to gain the belief in a continuation of life after death they would also live more responsibly. This, too, cannot be proven to them, they can only believe it.... but they can gain a convinced faith if they think about it and question their actual purpose of earthly life.... Just a spiritually directed thought would suffice for a person to mentally receive an answer from the kingdom which is the soul's true home.... Yet such questioning thoughts have to be sent out by the human being of his own free will, for he cannot be forcibly urged into such spiritual thinking. But the smallest impulses are enough for him to question himself, and it will definitely only have beneficial results. Hence the human being will often have to suffer severe losses which can affect everything he loves.... earthly commodities or even people dear to him, the loss of which can motivate him to such thoughts.... And then even harsh strokes of fate will have become a blessing for him if they lead the person into a spiritual train of thought and thus enable spiritual powers to intervene, trying to instruct him. And if a person is asked whether he assuredly believes in the soul's continuation of life he will usually doubt it, even if he is religiously instructed in such a way, because he has not yet openly contradicted it. But he lacks the inner conviction and this makes him indifferent in his conduct, which should be aimed towards this life in the spiritual kingdom. But time and again the human being will have to deal with experiences which can and should direct his thoughts to the end which is certain for him and yet will not denote an end for his soul. And frequently he will also receive instructions by way of conversations or as printed material, although he can accept or reject them of his own free will....

And even the loss of earthly goods can make the human being think and wonder whether owning these is the real purpose of earthly existence.... Then it is possible that he will change his way of thinking; then it is possible that he will not regard a continuation of life after death to be out of the question and afterwards he will lead a conscious way of life, because he believes that he will have to be answerable for it one day. And then the certainty that his body's death is not the end will steadily grow, for wherever there is the slightest will to live expediently on earth the human being will also receive help and he will not go astray....

Amen

Translator
Translated by: Heidi Hanna

Het geloof aan een voortleven van de ziel

Wanneer de mensen er toch maar aan zouden willen geloven dat hun ziel - hun eigenlijke ik - onvergankelijk is, wanneer ze zouden willen geloven dat de ziel als mens op deze aarde zichzelf het lot bereidt in het rijk hierna, wanneer ze haar aardse lichaam verlaat. De onverschilligheid tegenover hun latere lot zullen de mensen eens bitter berouwen, want eens zullen ze tot het besef komen wat ze verzuimden in het leven op aarde, wat ze zouden hebben kunnen bereiken wanneer ze de waarschuwingen en vermaningen zouden hebben geloofd die hun op aarde steeds weer werden aangedragen. De onverschilligheid tegenover hun toekomstig lot is het grootste kwaad dat veel mensen in de afgrond dreigt te sleuren. En daarom moeten ze er steeds maar weer op worden gewezen dat er een verder leven is na de dood, dat ze niet kunnen vergaan, ook al moeten ze hun aardse lichaam afleggen. Hun gedachten moeten gericht worden op deze tijd, die zo zeker komt als de dag van morgen. Dan zouden ze ook in groter bewustzijn van hun verantwoordelijkheid leven, als ze maar het geloof zouden kunnen verkrijgen aan een voortleven na de dood.

Ook dit kan hun niet worden bewezen, ze kunnen het alleen geloven. Maar ze kunnen een overtuigd geloof verkrijgen, wanneer ze nadenken en vragen naar het eigenlijke doel van hun leven op aarde. Slechts een geestelijk gerichte gedachte zou voldoende zijn dat hem ook het antwoord door middel van gedachten wordt gegeven uit het rijk dat het ware vaderland van de ziel is. Maar deze vragende gedachten moet de mens in vrije wil opzenden, want hij kan niet dwangmatig in zulk geestelijk denken worden gedrongen. Maar de geringste impuls kan al voldoende zijn dat hij zichzelf deze vraag stelt en ze zal zeker alleen goede gevolgen hebben. Daarom moet de mens vaak worden getroffen door gevoelige verliezen die al datgene kunnen betreffen wat hij bemint, aards bezit of ook lieve mensen waarvan het verlies hem tot zulke gedachten kan aanzetten. En dan zijn ook zware slagen van het noodlot voor hem tot een zegen geworden, wanneer ze het denken van de mens in geestelijke banen leiden en geestelijke krachten nu tussenbeide kunnen komen die hem trachten te onderrichten.

En wordt de mens gevraagd of hij overtuigd gelooft aan een voortleven van de ziel, dan zal hij daar meestal aan twijfelen, zelfs wanneer hij daarover vanuit de kerk is onderricht en het nog niet openlijk heeft weersproken. Maar de innerlijke overtuiging ontbreekt hem en dat laat hem ook onverschillig zijn in zijn levenswandel, die gericht moet zijn op dat leven in het geestelijke rijk. Maar steeds weer wordt de mens geconfronteerd met wederwaardigheden die zijn denken moeten en kunnen richten op het einde, dat zeker voor hem is en dat toch geen einde betekent voor zijn ziel. En steeds weer zullen hem ook onderrichtingen toekomen in de vorm van gesprekken of geschriften die hij wel in vrije wil kan aannemen of afwijzen.

En ook het verlies van aardse goederen kan de mens tot nadenken stemmen, zodat hij zich afvraagt of het bezit ervan de eigenlijke zin van het bestaan op aarde is. En dan is er ook de mogelijkheid, dat zijn denken verandert; dan is het mogelijk dat hij een verder leven na de dood niet voor uitgesloten houdt en nu zijn levenswandel bewust gaat, omdat hij voelt dat hij zich er eenmaal voor moet verantwoorden. En dan zal in hem de zekerheid ook steeds sterker worden, dat het niet is afgelopen met de dood van zijn lichaam, want waar maar de geringste wil aanwezig is op aarde een zinvol leven te leiden, wordt de mens ook geholpen en zal hij niet verloren gaan.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte