• Back

The fate of apostate souls in the afterlife.... temptation....

The power of evil is immense and yet it cannot achieve anything with a person who consciously strives towards God, for through his will which is turned towards God he will oppose this evil power which will render the adversary powerless, since his power will crumble in the face of such a will. He will indeed always be exposed to hostility from that side, for the adversary hopes for a weak moment when he will gain the upper hand again; yet good beings are equally prepared to protect and strengthen the human being if he threatens to become weak. And thus the struggle for souls is a constant one and therefore earthly life is also a constant battle, for the human being senses this spiritual struggle for his soul, and he is drawn into it and can bring the battle to a decision through his will. But anyone who surrenders to the evil forces without a fight is gambling away his life.... For the adversary mercilessly makes him his servant, seemingly granting him an earthly advantage, but only to get him under his control. However, the fate of an apostate soul in the afterlife is indescribable. Such a being unites all bad instincts in itself, it seeks to inflict harm wherever it can. It is without love and only focussed on itself, it wants to rule and resorts to the cruelest means in order to gain control over other souls. It is in the darkest surroundings and yet knows that its state is not enviable, and this infuriates the soul even more and intensifies its rejection of God, Whose power it certainly senses but Whom it does not want to recognize. For the soul still has the same attitude towards God in the beyond as on earth, it does not want to humbly bow down but to be right in all things; it wants to be recognized and suppress everything that comes close to it. And such a desire can never lead to salvation. But it is also understandable that such souls strongly oppress people who have higher goals, that they spare no means in order to distract them from their spiritual endeavours and that they therefore always and constantly oppress people, that they put obstacles in their way in order to make them waver in their faith and in their firm trust in God's help. People are exposed to severe trials by which they are supposed to testify to their will that they nevertheless turn to God and long for Him. And these evil powers are so hostile towards an earthly child striving upwards, for they recognize in him an adversary who wants to turn many souls away from him. They try to dissuade him from his endeavours, they want to make him unenthusiastic and offer him earthly pleasures, above which he should forget his actual task of spiritual striving.... And time and again the human being must wrestle and submit his will to God, he must always appeal to God for strength and grace, he must call upon Jesus Christ for protection against all evil and abandon himself to all good spiritual forces, then the struggle of the evil power will be unsuccessful and the temptations will become weaker and weaker the more intimately the human being turns to God, for God will now send him strength in abundance so that he will steadfastly resist all temptations....

Amen

Lot van de gevallen zielen in het hiernamaals – Verzoeking

De macht van het kwaad is enorm en toch kan ze bij een bewust naar God strevend mens niets bereiken, want deze mens biedt door zijn naar God gekeerde wil weerstand tegen deze boze macht, die de tegenstander machteloos laat zijn, omdat zijn macht tegenover zo’n wil schipbreuk moet lijden. Hij zal weliswaar aan vijandelijkheden van deze zijde blootgesteld zijn, want de tegenstander hoopt op een zwak moment, waarin hij weer de overhand krijgt. Maar evenzo zijn goede wezens bereid om bescherming te bieden en ze versterken de mens, als hij zwak dreigt te worden. En zodoende is het een voortdurend strijden om de zielen en daarom is het aardse leven ook een voortdurende strijd, want de mens wordt dit geestelijk strijden om zijn ziel gewaar en hij wordt erin meegetrokken en kan door zijn wil de strijd beslissen.

Maar het leven van degene, die zich zonder strijd aan de slechte krachten overgeeft, is verloren. Want de tegenstander maakt hem onbarmhartig tot zijn knecht. Hij verleent hem wel schijnbaar aardse voordelen, maar alleen maar om hem in zijn macht te krijgen.

Maar het lot van een gevallen ziel in het hiernamaals is onbeschrijflijk. Zo’n wezen verenigt alle slechte aandriften in zich en het probeert schade te berokkenen, waar het maar kan. Het is zonder liefde en denkt alleen maar aan zichzelf. Het wil heersen en grijpt naar de wreedste middelen om eveneens over andere zielen macht te krijgen. Het bevindt zich in de meest duistere omgeving en het weet daarbij toch dat zijn toestand niet benijdenswaardig is. En dat verbittert de ziel nog meer en versterkt haar afwijzende houding tegenover God, Wiens macht ze wel gewaarwordt, maar Die ze niet erkennen wil. Want de ziel heeft in het hiernamaals nog dezelfde instelling ten aanzien van God als op aarde. Ze wil zich echter niet deemoedig onderwerpen, maar in alle dingen gelijk krijgen. Ze wil zich laten gelden en alles onderdrukken, wat in haar nabijheid komt. En zo’n verlangen kan nooit tot de verlossing leiden.

Maar het is ook begrijpelijk dat zulke zielen de mensen, die hogere doelen nastreven, erg benauwen, zodat ze geen middel schuwen om hen van het geestelijk streven af te brengen en dat ze daarom de mens voortdurend kwellen. Dat ze hem tegenslagen in de weg leggen om hem aan het wankelen te brengen in zijn geloof en in zijn vaste vertrouwen op Gods hulp. De mensen zijn aan zware beproevingen blootgesteld, waaraan ze hun wil moeten betuigen, doordat ze zich toch tot God wenden en naar Hem verlangen.

En deze boze machten staan dus juist vijandig tegenover een naar de hoogte strevend mensenkind. Ze herkennen in hem toch een tegenstander, die hun vele zielen afhandig wil maken. Ze proberen hem van zijn streven af te brengen. Ze willen hem lusteloos maken en bieden hem aardse genietingen aan, waardoor hij zijn eigenlijke opdracht, het geestelijke streven, vergeten moet.

En steeds weer moet de mens worstelen en zijn wil ondergeschikt maken aan God. Steeds moet hij God om kracht en genade smeken. Hij moet Jezus Christus aanroepen om bescherming tegen al het kwaad en zich aan alle goede geestelijke krachten overgeven. Dan zal het worstelen van de slechte macht zonder succes zijn en de verleidingen zullen steeds zwakker worden, naarmate de mens zich inniger naar God toekeert, want God geeft hem nu kracht in overvloed, opdat hij alle verleidingen standvastig weerstaat.

Amen