Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Kenntnisnahme der Seele vom Erdenleben....

Sowie ihr eine Frage an Mich richtet, werde Ich euch antworten und euch belehren, so daß ihr auch recht versteht und jegliche Unklarheit behoben ist: Es ist der Erdengang als Mensch für die in ihm verkörperte Seele.... für den einst gefallenen Urgeist.... eine harte Erprobung seines Willens, der frei ist, wie er es war, als der Urgeist von Mir ausgegangen ist. Denn es wird um ihn gekämpft von zwei Seiten, und er allein entscheidet den Ausgang dieses Kampfes. Es stehen ihm immer geistige Betreuer zur Seite, die aber seinen freien Willen nicht antasten dürfen.... Und ebenso sind zahllose Gegenkräfte bemüht, den Menschen erneut zu Fall zu bringen.... Aber die Möglichkeit besteht, daß er Herr wird über letztere, daß er unbeirrt seinen Willen Mir zuwendet und dann auch ständig Kraft empfängt zum Widerstand und er seine Willensprobe besteht. Da aber der Urgeist zu Beginn seiner Verkörperung als Mensch noch völlig unwissend ist, weil er selbst sich durch seinen Abfall, durch die Zurückweisung Meines Liebelichtes, seines Lichtes, seines Wissens, seiner Erkenntnis, beraubte, muß er belehrt werden, und es geschieht dies auch von außen und von innen.... durch Meinen ihm beigelegten Geistesfunken, der ihn unaufhörlich drängen wird von innen, Gutes zu tun, und er nun auch dem Menschen ein innerliches Licht vermittelt. Zudem werde Ich immer die Lebenslagen eines Menschen so richten, daß er auch daraus lernen kann, weil immer wieder von seiten der geistigen Betreuer auf sein Denken eingewirkt wird, daß es die rechte Richtung nehme, daß es den Willen bestimme, sich Mir zuzuwenden, und dann Ich Selbst auch ungewöhnlich in ihm wirken kann. Ich sorge also in jeder Weise, daß der Urgeist während des Erdendaseins als Mensch sein Ziel erreichen kann, sowie er einmal seinen Willen bekundet hat, diese letzte Willensprobe als Mensch abzulegen. Doch niemals wird eine Seele.... ein Urgeist, der im Mußzustand durch die Schöpfung hindurchgegangen ist.... zu dieser letzten Verkörperung gezwungen.... Der Mußzustand hört auf mit dem Moment, wo sich alle Partikelchen eines Urgeistes wieder zusammengefunden haben, und von diesem Moment an ist dieser Urgeist wieder frei, er unterliegt keinem Zwang, weder von Meiner noch von Meines Gegners Seite.... Er kann selbst über sich entscheiden. Sein Widerstand gegen Mich hat während der Zeit seiner Aufwärtsentwicklung aus der Tiefe so weit nachgelassen, daß er nun ausgereift ist, um den Gang als Mensch über die Erde gehen zu können, doch dieses Gnadengeschenk muß er freiwillig annehmen.... Und darum wird ihm auch das Erdenschicksal vorgestellt.... Der Urgeist erkennt durch Meine Zulassung, daß er noch nicht in seiner Heimat ist, in der ihn Herrlichkeiten erwarten, und er verlangt danach.... Er erkennt aber auch, daß nur der Gang als Mensch ihn in seine verlorene Heimat zurückführt.... Er weiß auch, daß er nun wieder eine Form beziehen muß, und dieses Wissen kann ihn auch noch seinen Gang als Mensch verzögern lassen.... Doch zumeist nimmt er bereitwillig die Verkörperung als Mensch auf sich, und er fühlt sich auch stark genug, die letzte Willensprobe zu bestehen. Er soll sich aber selbst frei entscheiden, und deshalb wird ihm sein Erdengang gezeigt, indem er sich selbst sieht in den verschiedenen Lebenslagen, die er leicht überwältigen zu können glaubt, und daher auch willig ist, den letzten Weg in der Form zu gehen.... Ich aber weiß um den Reifegrad eines jeden einzelnen Urgeistes, und Ich kann wie ein Schemen den Erdengang an ihm vorüberziehen lassen, Ich weiß auch, wie dieser traumartige Vorgang die einzelne Seele berührt, und kann entsprechend nun ihre Einzeugung in der menschlichen Form veranlassen, die nun erst zu einem lebenden Wesen wird, wenn der Urgeist von der Form Besitz ergriffen hat. Ihr Menschen könnet es glauben, daß Ich alles kann, daß Ich auch einem völlig blinden Geist einen Lichtfunken zusprühen kann, der ihn für Momente sehfähig macht.... und daß diese Momente genügen, um seinen Willen rege werden zu lassen, den der Urgeist wieder gebrauchen kann, wenn alle seine Substanzen sich wieder vereinigt haben.... Ihr müsset auch wissen und glauben, daß es für Mich keiner Zeitdauer bedarf und daß dennoch Mein Wille bewirkt, was Ich als nötig erachte.... Und diese Bekundung des Willens eines Urgeistes, die Form des Menschen anzunehmen, ist nötig, denn er ist aus seinem gebundenen Zustand herausgetreten, und nun soll er sich auch frei entscheiden können für seinen Erdengang als Mensch. Der körperliche Leib des Menschen wird aber erst lebensfähig, wenn der Urgeist als "Seele" ihn bezogen hat. Doch auch nun wird der Mensch erst geleitet von seinen Schutzgeistern, er wird langsam eingeführt in ein Wissen; er muß nun auch als Mensch erst reifen, bevor sich sein freier Wille und sein Verstand vernunftsmäßig äußern kann.... Es ist der letzte Entwicklungsgang auf dieser Erde, der dem Urgeist restlose Befreiung bringen kann, wenn er selbst es anstrebt, wenn er nur achtet auf die leise Stimme in ihm (sich), auf das innere Drängen, das Äußerung Meines in den Menschen gelegten göttlichen Geistesfunkens ist.... Aber Mein Gegner hat während des Erdenlebens das gleiche Anrecht an ihn, und er sucht es auch geltend zu machen.... Beeinflussungen von oben und von unten ist der Mensch jederzeit ausgesetzt, er selbst aber muß sich entscheiden, wer über ihn die Macht erringt. Und das ist seine letzte Willensprobe, daß er bewußt Mir als seinem Gott und Vater zustrebt, und diese freie Entscheidung kann ihm niemand abnehmen, jedoch es wird ihm Beistand gewährt in jeder Weise, weil auch Ich Mich sehne nach seiner Rückkehr und wahrlich wie ein guter Vater Mein Kind an der Hand führe, wenn es diese nur selbst ergreift und sich von Mir ziehen läßt.... Denn Ich will, daß alle Meine Geschöpfe selig werden, und Ich habe wahrlich alle Möglichkeiten bedacht, um dieses Mein Ziel zu erreichen....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

De ziel neemt kennis van het aardse leven

Zodra u een vraag tot Mij richt, zal Ik u antwoorden en u onderrichten, zodat u ook juist begrijpt en elke onduidelijkheid is opgeheven. De gang over de aarde als mens voor de in hem belichaamde ziel, voor de eens gevallen oergeest, is een zware beproeving van zijn wil, die vrij is, zoals het was toen de oergeest van Mij is uitgegaan. Want er wordt om hem gestreden van twee kanten en hij alleen beslist de afloop van deze strijd. Er staan hem steeds geestelijke begeleiders ter zijde, die echter zijn wil niet mogen aantasten. En evenzo doen talloze vijandige krachten moeite om de mens opnieuw ten val te brengen. Maar de mogelijkheid bestaat dat hij die laatsten de baas wordt, dat hij vastberaden zijn wil op Mij richt en dan ook voortdurend kracht ontvangt om weerstand te bieden en dat hij zijn wilsproef doorstaat.

Daar echter de oergeest bij het begin van zijn belichaming als mens nog geheel onwetend is, omdat hij zelf zich door zijn afval, door het afwijzen van het licht van mijn liefde, van zijn licht, van zijn weten, van zijn inzicht beroofde, moet hij worden onderricht. En dit gebeurt zowel van buitenaf als van binnenuit door mijn geestvonk, die hem is toegevoegd, die hem onophoudelijk van binnen zal aansporen het goede te doen en die nu ook een innerlijk licht aan de mens overbrengt. Bovendien zal Ik steeds de levensomstandigheden van een mens zo richten dat hij daaruit kan leren, omdat steeds weer van de kant van de geestelijke begeleiders op zijn denken wordt ingewerkt dat het de juiste richting neemt, dat het de wil ertoe brengt zich naar Mij te keren en Ik zelf dan ook buitengewoon in hem werkzaam kan zijn. Ik zorg dus op elke manier dat de oergeest gedurende zijn leven op aarde als mens, zijn doel kan bereiken, zodra hij eenmaal zijn wil te kennen heeft gegeven deze laatste wilsproef als mens af te leggen.

Maar nooit wordt een ziel, een oergeest die in de staat van gebonden wil door de scheppingen is gegaan, tot deze laatste belichaming gedwongen. De staat van de gebonden wil houdt op op het moment waarin zich alle partikeltjes van een oergeest weer hebben samengevoegd en vanaf dit moment is de oergeest weer vrij. Hij is aan geen dwang onderhevig, noch van mijn kant, noch van die van mijn tegenstander. Hij kan over zichzelf beslissen. Zijn weerstand tegen Mij is gedurende de tijd van zijn positieve ontwikkeling vanuit de diepte zover afgezwakt dat hij nu rijp is geworden om als mens de gang over de aarde te kunnen gaan, maar dit genadegeschenk moet hij vrijwillig aannemen. En daarom wordt hem ook het aardse lot bekend gemaakt. De oergeest beseft, door mijn toelating, dat hij nog niet in zijn vaderland is waarin hem heerlijkheden wachten en hij verlangt daarnaar. Maar hij ziet ook in dat alleen de gang als mens hem naar zijn verloren vaderland terugvoert. Hij weet ook dat hij nu weer een vorm moet betrekken en dit weten kan hem ook nog zijn gang als mens doen uitstellen. Maar meestal neemt hij bereidwillig de belichaming als mens op zich en hij voelt zich ook sterk genoeg om de laatste wilsproef te doorstaan.

Maar hij moet zelf vrij beslissen en daarom wordt hem zijn weg over de aarde getoond, doordat hij zich zelf ziet in de verschillende levenssituaties die hij meent gemakkelijk de baas te kunnen en daarom ook gewillig is de laatste weg in de vorm te gaan. Maar Ik ken de graad van rijpheid van elke afzonderlijke oergeest en Ik kan de weg over de aarde als een schaduwbeeld aan hem voorbij laten trekken. Ik weet ook hoe dit gebeuren als in een droom de afzonderlijke ziel aangrijpt en kan daaraan beantwoordend nu haar verwekking in de menselijke vorm teweeg brengen, die nu pas een levend wezen wordt wanneer de oergeest bezit heeft genomen van de vorm.

U mensen zult het kunnen geloven dat Ik alles kan, dat Ik ook naar een geheel blinde geest een lichtvonkje kan stralen dat hem voor enige momenten ziende maakt en dat deze momenten voldoende zijn om zijn wil actief te laten worden, die de oergeest weer kan gebruiken wanneer al zijn substanties zich weer hebben verenigd. U zult ook moeten weten en geloven dat er voor Mij geen tijdsduur nodig is en dat toch mijn wil tot stand brengt wat Ik voor nodig houd. En dat een oergeest laat blijken de vorm van een mens te willen aannemen is noodzakelijk, want hij is uit zijn gekluisterde staat naar buiten getreden en hij moet nu ook vrij kunnen kiezen voor zijn gang over de aarde als mens. Het stoffelijke lichaam van de mens wordt echter pas levensvatbaar, wanneer de oergeest als "ziel" dit heeft betrokken. Maar ook nu wordt de mens eerst geleid door zijn beschermende geesten. Langzaam wordt hij binnengeleid in een zeker weten. Hij moet zich nu ook als mens eerst ontwikkelen, voordat zijn vrije wil en zijn verstand zich redelijk kan uiten. Het is de laatste ontwikkelingsgang op deze aarde, die de oergeest totale bevrijding kan opleveren wanneer hij daar zelf naar streeft, wanneer hij goed let op de zachte stem in hem, op de innerlijke aandrang, die een uiting is van mijn in de mens gelegde goddelijke geestvonk.

Maar mijn tegenstander heeft gedurende het leven op aarde hetzelfde recht op hem en hij tracht dat ook te laten gelden. De mens is altijd blootgesteld aan de beïnvloedingen van boven en van beneden, maar hij zelf moet kiezen wie de macht over hem verkrijgt. En dat is zijn laatste wilsproef, dat hij bewust op Mij als Zijn God en Vader aanstuurt. En deze vrije beslissing kan niemand hem afnemen, doch er wordt hem op elke manier bijstand verleend, omdat ook Ik vurig verlang naar zijn terugkeer en waarlijk als een goede Vader mijn kind aan de hand leid wanneer het deze maar zelf vastpakt en zich door Mij laat leiden. Want Ik wil dat al mijn schepselen gelukzalig worden en Ik heb waarlijk alle mogelijkheden overwogen om mijn doel te bereiken.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte