Das Pfingsterlebnis, das Meine Jünger hatten, kann sich bei euch allen wiederholen, denn allen habe Ich Meinen Geist verheißen mit den Worten: "Ich will euch den Tröster senden, den Geist der Wahrheit...." Es war nicht nur ein einmaliges Erleben, das nur Meinen Jüngern zugedacht war, sondern es strömt Mein Geist immer wieder den Menschen zu, die sich Mir innigst verbinden und Meine Geisteskraft erbitten. Und jeder kann also des Geistes Kraft auch in sich spüren, indem er erleuchtet wird in seinem Denken, indem ihm verständlich wird, was ihm zuvor unverständlich war.... Denn Mein Geist schenkt Klarheit und Licht, weil er die direkte Ausstrahlung von Mir ist, Der Ich das Licht von Ewigkeit bin. Es ist also die Ausgießung des Geistes über Meine Jünger nichts Einmaliges gewesen, aber es war das erste Mal, daß dieser Vorgang stattfand, weil vor Meinem Kreuzestod es nicht möglich war, daß Mein Geist einen Menschen erfüllte, der noch nicht die Erlösung gefunden hatte durch das Blut Jesu Christi.... Solange die Menschen noch mit der Urschuld behaftet waren, konnte diese innige Bindung mit Mir nicht vor sich gehen; es stand die Schuld der Abkehr der Wesen von Mir noch zwischen dem Menschen und Mir, und es war nicht möglich, daß in eine schuldbelastete Seele Mein Geist einstrahlen konnte. Als dann das Erlösungswerk vollbracht war, war auch der Weg der Rückkehr zu Mir für jeden Menschen frei.... Und nun war es auch möglich, daß sich die Seele durch die Liebe so gestalten konnte, daß die Erweckung des Geistes zum Leben stattfand, daß der Geistesfunke im Menschen dem Vatergeist von Ewigkeit zustrebte und eine innige Bindung des Menschen mit Mir das Überströmen Meiner Kraft ermöglichte, daß Mein Geist dessen Seele erfüllte und in ihm helles Licht entzündete, daß der Mensch nun von innen heraus belehrt wurde in aller Wahrheit.... daß die göttlichen Fähigkeiten, die in ihm schlummerten oder verschüttet waren durch seinen einstigen Sündenfall, wieder zum Vorschein kamen.... daß alle diese Fähigkeiten ungewöhnlich stark hervortraten und die Einigung mit Mir bewiesen.... daß sie also nun auch das göttliche Wesen dessen unter Beweis stellten, der die Einigung mit Mir vollzogen hatte.... Die Jünger also konnten nun reden, denn sie waren Geist-erfüllt; sie konnten Wunder wirken, Kranke heilen und auch in das geistige Reich Einblick nehmen.... Sie waren nun echte Verkünder Meines Evangeliums, denn sie erkannten in sich die Wahrheit, sie wurden von Meinem Geist gelenkt und angetrieben, zu reden nach Meinem Willen. Sie waren von der Kraft des Geistes erfüllt, wie Ich es ihnen zuvor verheißen hatte, daß Ich bei den Meinen bleiben werde bis an der Welt Ende.... Und diese Verheißung galt nicht nur Meinen Jüngern, sondern allen Menschen.... was schon aus dieser Verheißung selbst hervorging.... Immer wollte Ich die Menschen beglücken, immer wollte Ich Meinen Geist ausgießen, immer den Menschen die Wahrheit zuleiten, was nur durch Meinen Geist möglich war.... Doch wie wenig ist Mein Wort verstanden worden, wie wenig wird dieser Verheißung geachtet und darum auch nicht die Ausgießung des Geistes angestrebt, wenngleich ihr alle sie erleben könntet.... Doch Ich habe auch eine Bedingung daran geknüpft: daß ihr an Mich glaubet und Meine Gebote haltet.... denn die "Ausgießung des Geistes" ist gleich einer direkten "Offenbarung". Und Ich kann Mich nur dem offenbaren, der in der Liebe lebt, der also durch die Liebe den Geist in sich zum Leben erweckt.... Verstehet es, daß Mein Geist euch einführet in alle Wahrheit.... daß Ich Selbst, als die Ewige Wahrheit, Mich offenbare.... daß Ich euch ein Wissen zuleite, daß Ich euch von innen heraus belehre.... Und so auch habe Ich Meine Jünger belehrt. Ich gab ihnen das Vermögen, alles zu erkennen, was Ich zuvor ihnen unterbreitet hatte, und dann auch, diesem Erkennen gemäß, Mich Selbst und Mein Erlösungswerk den Mitmenschen zu verkünden, denn sie sollten um Meinen Willen wissen und um die Ursache ihrer Unseligkeit sowie das Ziel, das ihnen von Mir aus für ihr Erdenleben gesetzt war. Sie mußten also selbst um alles wissen, um nun wahrheitsgemäß auch die Mitmenschen zu belehren.... Und so auch erfülle Ich heut wieder Meine Jünger mit Meinem Geist und sende sie erneut hinaus in die Welt, weil auch nun wieder die Menschen wissen sollen um Meinen Willen und um alles, was vor ihnen liegt.... Es soll ihnen erneut das Evangelium der Liebe verkündet werden von Meinen Dienern, über die Ich Meinen Geist ausgieße, auf daß sie ihres Amtes walten können, das Ich Selbst ihnen zugewiesen habe.... Denn es ist die Zeit des Endes, und es müssen die Menschen um die Wahrheit wissen, die nur Ich Selbst ihnen geben kann durch Meinen Geist, der jene erfüllt, die bereit sind, Mir zu dienen, und die Ich erneut hinaussende in die Welt, bevor das Ende gekommen ist....
Amen
ÜbersetzerDe belevenis van Pinksteren die mijn discipelen hadden, kan zich bij u allen herhalen. Want aan allen heb Ik mijn geest beloofd met de woorden: "Ik wil u de trooster zenden, de geest der waarheid". Het was niet slechts een eenmalige belevenis die alleen mijn leerlingen was toebedacht. Veeleer stroomt mijn geest steeds weer op de mensen over die zich het innigst met Mij verbinden en om de kracht van mijn geest vragen. En ieder kan dus de kracht van de geest ook in zichzelf gewaarworden, doordat hij verlicht wordt in zijn denken. Doordat hem begrijpelijk wordt wat hem tevoren onbegrijpelijk was.
Want mijn geest schenkt helderheid en licht, omdat hij de rechtstreekse uitstraling is van Mij, het Licht van eeuwigheid. Het uitgieten van de geest over mijn discipelen is dus niet iets eenmaligs geweest, maar het was de eerste keer dat dit gebeuren plaatsvond, omdat het voor mijn kruisdood niet mogelijk was dat mijn geest een mens vervulde die nog geen verlossing had gevonden door het bloed van Jezus Christus.
Zolang de mensen nog met de oer-schuld waren belast, kon deze innige band met Mij niet plaatsvinden. De schuld van het zich van Mij afkeren door de wezens stond nog tussen de mens en mij in en het was niet mogelijk dat mijn geest naar binnen kon stralen in een met schuld belaste ziel. Toen dan het verlossingswerk was volbracht, was ook de weg die terugvoert naar Mij voor ieder mens vrij.
En nu was het ook mogelijk dat de ziel zich door de liefde zo kon vormen, dat de opwekking van de geest tot leven plaatsvond. Dat de geestvonk in de mens op de geest van de Vader van eeuwigheid aanstuurde en een innige band van de mens met Mij het overstromen van mijn kracht mogelijk maakte. Dat mijn geest diens ziel vervulde en in hem een helder licht ontstak. Dat de mens nu van binnen uit onderricht werd in alle waarheid. Dat de goddelijke vermogens die in hem sluimerden of overschaduwd waren door zijn vroegere zondeval, weer tevoorschijn kwamen. Dat al deze vermogens buitengewoon sterk naar voren kwamen en de vereniging met Mij bewezen. Dat ze dus nu ook het goddelijke wezen bewezen van degene die de vereniging met Mij had voltrokken.
De leerlingen konden nu dus spreken, want ze waren vervuld van de geest. Ze konden wonderen verrichten, zieken genezen en ook een blik werpen in het geestelijke rijk.
Ze waren nu echte verkondigers van mijn evangelie, want ze herkenden in zichzelf de waarheid. Ze werden door mijn geest geleid en aangespoord te spreken volgens mijn wil. Ze waren van de kracht van de geest vervuld, zoals Ik het hun tevoren had beloofd, dat Ik bij de mijnen zal blijven tot aan het einde van de wereld.
En deze belofte gold niet alleen mijn leerlingen, maar alle mensen, wat al uit deze belofte zelf was op te maken.
Steeds wilde Ik de mensen gelukkig maken. Steeds wilde Ik mijn geest uitgieten. Steeds de mensen de waarheid doen toekomen, wat alleen door mijn geest mogelijk was.
Maar hoe weinig is mijn woord begrepen. Hoe weinig wordt er op deze belofte acht geslagen en daarom ook niet het uitgieten van de geest nagestreefd, ofschoon u allen dat zou kunnen beleven.
Maar Ik heb er ook een voorwaarde aan verbonden: dat u in Mij zult geloven en mijn geboden zult houden, want het uitgieten van de geest is gelijk aan een rechtstreekse openbaring. En Ik kan Me alleen openbaren aan degene die in de liefde leeft. Die dus door de liefde de geest in zich tot leven wekt.
Begrijp, dat mijn geest u vertrouwd maakt met alle waarheid. Dat Ik zelf als de eeuwige Waarheid, Mij zal openbaren. Dat Ik u een weten doe toekomen, dat Ik u van binnenuit onderricht.
En zo heb Ik ook mijn leerlingen onderricht. Ik gaf hun het vermogen alles te doorzien wat Ik hun tevoren had voorgehouden, en dan ook naar dit inzicht Mij zelf en mijn verlossingswerk aan de medemensen te verkondigen. Want ze moesten op de hoogte worden gebracht van mijn wil en van de reden van hun ellendige toestand, evenals van het doel dat hun van Mij uit voor hun aards bestaan was gesteld. Ze moesten dus zelf van alles op de hoogte zijn om nu naar waarheid ook de medemensen te onderrichten.
En zo vervul Ik ook nu weer mijn leerlingen van de geest en zend Ik ze opnieuw uit in de wereld, omdat ook nu de mensen weer mijn wil moeten kennen, evenals alles wat voor hen ligt.
Het evangelie van de liefde moet hun opnieuw worden verkondigd door mijn dienaren, over welke Ik mijn geest zal uitgieten, opdat ze hun ambt kunnen uitoefenen dat Ik zelf hun heb toegewezen.
Want het is de tijd van het einde en de mensen moeten de waarheid weten, die alleen Ik zelf hun kan geven door mijn geest, die diegenen vervult die bereid zijn Mij te dienen en die Ik opnieuw zal uitzenden in de wereld, voordat het einde is gekomen.
Amen
Übersetzer