Was immer getan wird im guten Willen, zur Erlösung der Seelen beizutragen, ihnen zu helfen in ihrer geistigen Not, das wird auch als Erlösungsarbeit gewertet und kommt jenen unglücklichen Seelen zugute, die ihr vor dem Los der Finsternis bewahren möchtet.... Eure Fürbitte fühlen sie, und ihr rufet sie mit euren liebenden Gedanken zu euch, um euch nun nimmermehr zu verlassen, sowie sie die Kraft spüren, die von euch ausgeht durch eure Liebe.... Und Ich weiß es sehr wohl, welche Seelen diese eure Fürbitte benötigen, so ihr für die in der Tiefe schmachtenden Seelen betet.... Ich weiß auch, wie sich diese Seelen verhalten eurem Hilfswillen gegenüber, und werde euch auch jene Seelen zuführen, daß sie sich mit eurer Hilfe erlösen lassen.... denn es muß ihnen als erstes das Evangelium zugeführt werden, auf daß sie nun selbst tätig werden können, so ihnen Kraft vermittelt wird.... Sie müssen selbst wissen um Jesus Christus als Erlöser aus der Tiefe, bevor sie auch andere Seelen zu Ihm führen können.... worin dann auch ihre Tätigkeit besteht, so ihnen ein kleines Licht der Erkenntnis schimmert.... Nichts vermögen diese Seelen ohne Jesus Christus, doch in der Tiefe sind sie völlig ohne Wissen über Ihn, Der allein sie erretten kann aus der Finsternis. Und dieses Wissen soll ihnen durch euch zugeführt werden, dann erst können sie aus eigenem Willen Ihn anrufen, und dann erst wird ihnen Rettung werden. Solange aber die Seelen ohne Wissen sind um ihren Erlöser, sind sie auch hoffnungslos der Gewalt Meines Gegners preisgegeben, und euer Gebet für diese Seelen bedeutet für sie eine leise Lockerung ihrer Fesseln, die ihnen den Auftrieb gibt, zu euch zu kommen in der Hoffnung auf Änderung ihrer Lage. Und dann sollen sie bei euch Aufschluß erhalten, in welcher Weise ihre Lage verbessert werden kann, in welcher Weise sie frei werden können von der Gewalt ihres Kerkermeisters. Und sowie ihnen dieses Wissen geschenkt worden ist, können sie wieder selbst entscheiden, ob sie euren Ratschlägen folgen wollen oder nicht.... Doch so sie sich einmal in eurer Nähe aufgehalten haben, ist ihnen die Rückkehr zur Tiefe so furchtbar, daß sie ernstlich sich besinnen und zumeist euren Vorschlägen folgen werden, daß sie, um nicht wieder in Fesseln geschlagen zu werden, rufen nach Dem, Den ihr ihnen als Retter und Erlöser verkündet habt. Es ist die Erlösung aus der Tiefe vom freien Willen des Wesens abhängig.... es kann nicht wider das Gesetz Meiner ewigen Ordnung eine Seele willkürlich erlöst und zum Licht geführt werden, die es selbst nicht will.... Und diesen Willen sollet ihr anregen und in aller Liebe die Wesen von Meinem Wort in Kenntnis setzen, das eine starke Kraftwirkung hat auf jene und darum ihr selbst eine große Anziehungskraft besitzet, weil ihr Liebe und Kraft ihnen schenkt. Selten nur ist eine Seele so verstockt, daß sie zurückkehrt in die Tiefe, wenn sie einmal bei euch die Wohltat von Licht und Kraft empfunden hat. Sonst aber fällt sie noch tiefer als zuvor, und es dauert ewige Zeiten, bis sie wieder die Gnade von Lichtzufuhr erfährt, denn eine so verstockte Seele ist noch ganz in der Fessel des Gegners, und sie ist den Lichtfunken nur nachgegangen in der Absicht, diese zu verlöschen.... wenngleich sie auch dann erst angestrahlt wird und leicht sich lösen könnte aus jener Gewalt. Doch dem Willen der Seele wird Rechnung getragen.... Aber überaus dankbar sind solche aus der Tiefe erlösten Seelen denen, die ihnen zum Licht verholfen haben durch liebende Fürbitte oder gedankliche Belehrungen, und sie beweisen ihre Dankbarkeit den Menschen durch Hilfe in irdischer Not und durch Erlöserarbeit im geistigen Reich.... sie werden zu eifrigen Mitarbeitern in Meinem Reich, sie steigen wieder hinab in die Finsternis und helfen denen empor zum Licht, die willig sind....
Amen
ÜbersetzerAlles wat vanuit een goede wil wordt gedaan om tot verlossing van de zielen bij te dragen, hen te helpen in hun geestelijke nood, dat wordt ook als verlossingsarbeid beschouwd en komt die ongelukkige zielen ten goede die u zou willen behoeden voor het lot van de duisternis.
Ze voelen uw voorbede en u roept hen met uw liefdevolle gedachten tot u, om u nu nooit meer te verlaten zodra ze de kracht gewaarworden die van u uitgaat door uw liefde.
En Ik weet heel goed welke zielen uw voorbede nodig hebben, als u bidt voor de zielen die in de duisternis smachten.
Ik weet ook hoe deze zielen zich gedragen tegenover uw wil om te helpen en zal ook die zielen naar u toe leiden, opdat ze zich met uw hulp laten verlossen. Want als eerste moet hun het evangelie worden gebracht, opdat ze nu zelf actief kunnen worden als aan hen kracht wordt overgebracht.
Ze moeten zelf op de hoogte zijn van Jezus Christus als Verlosser uit de diepte, voordat ze ook andere zielen bij Hem kunnen brengen, waarin dan ook hun werkzaamheid bestaat als ze een kleine glimp van inzicht opvangen.
Deze zielen zijn zonder Jezus Christus tot niets in staat. Maar in de diepte weten ze totaal niets over Hem, Die hen alleen kan redden uit de duisternis. En dit weten moet door u aan hen worden overgebracht. Dan pas kunnen ze Hem uit eigen wil aanroepen en dan pas zal hun redding ten deel vallen. Maar zolang ze geen weet hebben van hun Verlosser, zijn ze ook zonder hoop aan de macht van mijn tegenstander overgeleverd. En uw gebed voor deze zielen betekent voor hen een kleine versoepeling van hun boeien wat hun de moed geeft naar u te komen in de hoop op verlossing van hun toestand. En dan moeten ze bij u tot inzicht komen, op welke manier hun toestand verbeterd kan worden, op welke manier ze vrij kunnen worden van de macht van hun gevangenbewaarder. En zodra dit weten hun is geschonken, kunnen ze weer zelf beslissen of ze uw raadgevingen willen opvolgen of niet.
Maar als ze zich eenmaal in uw omgeving hebben opgehouden, is de terugkeer naar de diepte voor hen zo vreesaanjagend, dat ze ernstig nadenken en meestal uw adviezen zullen opvolgen. Dat ze, om niet weer in boeien te worden geslagen, roepen tot Hem, Die u hun als Redder en Verlosser bekend hebt gemaakt. De verlossing uit de diepte is afhankelijk van de vrije wil van het wezen. Een ziel die het zelf niet wil, kan niet tegen de wet van mijn eeuwige ordening in willekeurig verlost en naar het licht geleid worden.
En deze wil zult u moeten stimuleren. En in alle liefde zult u de wezens in kennis moeten stellen van mijn woord, dat een sterke uitwerking van kracht heeft op die wezens. En u bezit zelf een grote aantrekkingskracht, omdat u hun liefde en kracht schenkt. Slechts zelden is een ziel zo verstokt dat ze teruggaat naar de diepte, wanneer ze eenmaal bij u de weldaad van licht en kracht heeft ervaren. Maar anders valt ze nog dieper dan tevoren en duurt het eeuwige tijden tot ze weer de genade van de toevoer van licht meemaakt. Want een ziel die zo verstokt is, bevindt zich nog helemaal in de boeien van de tegenstander. En ze is het lichtvonkje alleen maar gevolgd met de bedoeling dit uit te doven, ofschoon ze ook dan pas wordt bestraald en zich gemakkelijk zou kunnen verlossen uit die macht. Met de wil van de ziel wordt echter rekening gehouden.
Maar zulke uit de diepte verloste zielen, zijn diegenen buitengewoon dankbaar, die hun het licht hebben bezorgd door liefdevolle voorbede of onderrichtingen door middel van gedachten. En ze tonen hun dankbaarheid aan de mensen door hulp in aardse nood en door verlossingswerk in het geestelijke rijk. Ze worden ijverige medewerkers in mijn rijk. Ze dalen weer af in de duisternis en helpen diegenen opwaarts naar het licht, die gewillig zijn.
Amen
Übersetzer