Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Angst vor dem Tod.... Moment des Abscheidens Qual oder Glück....

Leben kann der Mensch und doch tot sein im Geist, und ebenso kann er sein leibliches Leben verlieren und erwachen aus dem Todesschlaf zum ewigen Leben. Und beides ist ihm freigestellt, er entscheidet selbst über Tod oder Leben seiner Seele und legt doch während seines Erdenlebens so wenig Wert auf diese Vergünstigung eines freien Entscheidens. Der Zustand des Todes ist jedem Menschen ein unbehaglicher Gedanke, sowie er mitten im Leben steht. Und doch tun die wenigsten Menschen etwas dazu, sich diesen Gedanken weniger unbehaglich zu machen. Sie können es mit Leichtigkeit, indem sie so leben, daß es keinen Tod mehr gibt für sie, daß sie wiedergeboren sind zum ewigen Leben. Und dann hat der Tod für sie den Stachel verloren, und es kann der Moment des Abscheidens von der Erde der herrlichste Moment sein, ohne Furcht und Schrecken oder bangende Ungewißheit um sein ferneres Schicksal. Das irdische Leben hinzugeben braucht nicht schmerzhaft zu sein, es kann die Seele sich lösen vom Körper ohne jeglichen Todeskampf, sowie sie des Körpers auf Erden nicht geachtet hat und die Vereinigung mit dem Geist ihr Streben auf Erden war. Dann ist der Geist schon zu Lebzeiten in das geistige Reich vorausgeeilt, denn er erkannte dieses als seine rechte Heimat. Er wird nun auch seiner Seele diese Heimat so schildern, daß auch sie Verlangen hat nach jenem Reich, und also hält Seele und Geist nichts mehr auf der Erde zurück. Der Körper aber ist bei solchen Menschen auch in einem gewissen Reifezustand und bedrängt die Seele nicht mehr. Folglich löst sich die Seele leicht von ihm und geht ein in das Reich des Friedens.... Doch wo der Körper dem Geist in sich noch nicht die Freiheit gab, dort wird er auch noch größten Einfluß ausüben auf die Seele, und da der Körper an der Erde hängt, so wird er dieses Verlangen auch auf die Seele übertragen, und es sieht nun die Seele nur, daß sie den ihr liebgewordenen Aufenthalt auf der Erde verlassen muß, und da sie selbst die Stunde nicht aufhalten oder abwenden kann, befällt sie eine große Angst vor dem "Nachher". Denn in der Stunde des Todes erkennt sie klar, was sie falsch gemacht hat und das belastet sie außerordentlich, und es wird für sie die Stunde des Todes zur Qual, denn sie geht ein in die Finsternis, wo helles Licht ihr leuchten könnte. Und ihr Zustand nun ist trostlos und voller Schrecken. Der Mensch hat gelebt auf Erden nur für sein körperliches Wohl, und also erntet er nun die Frucht seines Lebens. Es leidet der Körper und die Seele große Qualen, denn in das Reich des Lichtes eingehen kann die Seele nicht, folglich ist sie zur Untätigkeit verdammt, während die Seelen im Lichtreich ununterbrochen tätig sein dürfen und die Tätigkeit allein schon unendlich beglückend ist. Leben oder Tod ist das Los der Seelen, die das Erdenleben verlassen, und Leben oder Tod bestimmt der Mensch selbst während seines Erdenlebens. Und selig, so er noch rechtzeitig seinen Willen tätig werden läßt, daß er die Welt verachten lernt und rastlos arbeitet an sich. Dann wird auch ihm die Stunde des Todes willkommen sein, denn sie bedeutet für ihn Erwachen zum ewigen Leben.... sie ist für ihn keine Stunde des Schreckens, sondern die endliche Erlösung aus gefesseltem Zustand....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Angst voor de dood – Moment van het overlijden verdriet of geluk?

De mens kan leven en toch dood zijn in de geest en evenzo kan hij zijn lichamelijke leven verliezen en uit de doodslaap ontwaken tot het eeuwige leven. En hem wordt de keus tussen beide gelaten. Hij neemt zelf de beslissing over de dood of het leven van zijn ziel en hij hecht gedurende zijn leven op aarde toch zo weinig waarde aan dit voorrecht van een vrije keuze.

De toestand van de dood is voor elk mens een onbehaaglijke gedachte, als hij midden in het leven staat. En toch doen maar weinig mensen iets, om deze gedachten wat minder onbehaaglijk voor hen te maken. Dat kunnen ze met gemak, door zo te leven, dat er geen dood meer voor hen bestaat. Dat ze wedergeboren zijn tot het eeuwige leven. En dan heeft de dood voor hen de angel verloren en het moment van het scheiden van de aarde kan het heerlijkste moment zijn, zonder vrees en schrik of angstige onzekerheid over zijn verdere lot.

Het aardse leven op te geven, hoeft niet smartelijk te zijn. De ziel kan zich losmaken van het lichaam zonder enige doodsstrijd, als ze op aarde geen aandacht geschonken heeft aan het lichaam en de vereniging met de geest haar streven op aarde was. Dan is de geest al bij zijn leven naar het geestelijke rijk vooruitgesneld, want deze herkende dit als zijn ware vaderland. Hij zal nu ook dit vaderland zo aan zijn ziel beschrijven, dat ook zij verlangen heeft naar dit rijk en zodoende houdt niets op aarde ziel en geest meer tegen. Maar het lichaam is bij zulke mensen ook in een bepaalde staat van rijpheid en kwelt de ziel niet meer. Bijgevolg maakt de ziel zich gemakkelijk daarvan los en gaat het het rijk van de vrede binnen.

Maar waar het lichaam de geest in zich nog niet de vrijheid gaf, daar zal hij ook nog de grootste invloed uitoefenen op de ziel en omdat het lichaam aan de aarde hecht, zal hij dit verlangen ook op de ziel overdragen en de ziel ziet nu alleen maar, dat ze het haar lief geworden verblijf op de aarde moet verlaten en omdat ze zelf het moment niet tegenhouden of afwenden kan, overvalt haar een grote angst voor wat er “daarna” komt. Want tijdens het moment van de dood beseft ze duidelijk, wat ze verkeerd gedaan heeft en dat bedrukt haar buitengewoon en voor haar zal het moment van de dood een kwelling zijn, want ze komt in de duisternis terecht, waar er helder licht voor haar had kunnen schijnen. Haar toestand is nu troosteloos en vol verschrikkingen.

De mens heeft op aarde alleen maar geleefd voor zijn lichamelijke welzijn en zodoende oogst hij nu de vruchten van zijn leven. Het lichaam en de ziel ondergaan grote kwellingen, want de ziel kan het rijk van het licht niet binnengaan. Bijgevolg is ze verdoemd tot passiviteit, terwijl de zielen in het lichtrijk ononderbroken werkzaam mogen zijn en de werkzaamheid alleen al maakt eindeloos gelukkig.

Leven of dood is het lot van de zielen, die het aardse leven verlaten en leven of dood bepaalt de mens zelf tijdens zijn aardse leven. En het is zalig, als hij nog tijdig zijn wil actief laat worden, zodat hij de wereld leert verachten en onafgebroken aan zichzelf werkt. Dan zal ook voor hem het moment van de dood welkom zijn, want ze betekent voor hem het ontwaken tot het eeuwige leven. Ze is voor hem geen moment van verschrikking, maar de uiteindelijke bevrijding uit de geboeide toestand.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Peter Schelling