Das Bewußtsein, im rechten Erkennen zu stehen, gibt dem Menschen auch die Berechtigung, das, was er als Wahrheit erkennt, dem Mitmenschen weiterzugeben. Er darf also niemals ängstlich fragen, ob und wieweit diese Wahrheit begehrt wird. Er muß versuchen, sie dem Mitmenschen zu vermitteln, und nur hartnäckiges Abweisen entbindet ihn von der Pflicht eines Weiterleitens dessen, was ihn selbst beglückt. Es ist eine Zeit des Kampfes, und siegen wird nur, wer den Kampf nicht fürchtet, wo es gilt, für Gott und die Wahrheit zu kämpfen. Da die Menschen wenig wahrheitsverlangend sind, kann ihnen die Wahrheit direkt nicht zugehen, jedoch durch Mittler besteht die Möglichkeit, das Verlangen nach der Wahrheit in ihnen wachzurufen, indem sie ihnen dargeboten wird zur Annahme. Weiset der Mensch ab, dann ist es sein freier Wille, der nicht gezwungen werden kann, ebenso kann sich aber auch sein Wille entscheiden zur Annahme. Also muß unbedenklich der Versuch gemacht werden, unwissende Menschen in das Wissen zu leiten. Und das ist die Aufgabe dessen, der Gott dienen will.... Sowie er Gott seinen Willen unterstellt, tut er nichts mehr nach eigenem Ermessen, sondern er wird gelenkt und geleitet nach dem Willen Gottes. Und also braucht er auch nicht zaghaft sich seines Auftrages entledigen, denn da er dienet, ist er jeder Verantwortung enthoben.... "Nehmet hin und esset, das ist Mein Fleisch.... nehmet hin und trinket, das ist Mein Blut.... Tuet dies zu Meinem Andenken....", so spricht der Herr, und Sein Wort soll befolgt werden bis in alle Ewigkeit. Sein Wille ist, daß die Menschen immer an Ihn denken, so sie leibliche Nahrung zu sich nehmen. Er segnete zuvor das Brot und den Wein, und also sollen auch die Menschen das gleiche tun.... Sie sollen den Segen Gottes herabrufen auf alles, was sie zu sich nehmen, auf daß ihnen die Nahrung körperliche und geistige Kraft eintrage.... und Er will, daß sie das gleiche tun, weil dann ihr eigener Wille tätig wird, weil sie dann Verlangen tragen nach dem Segen Gottes, so sie ihn herabflehen aus eigenem Antrieb.... Wer also das Brot ißt und den Wein trinkt und dabei des Herrn gedenkt, daß Er die Nahrung segnen möge, der nimmt geistige Kraft zugleich mit der leiblichen Nahrung in sich auf, und nun isset er des Herrn Fleisch und trinket Sein Blut.... Denn so seiner Seele geistige Kraft zuströmt, wird sie Verlangen tragen nach geistiger Nahrung.... Und geistige Nahrung ist Gottes Wort.... Es wird also, wer die leibliche Nahrung in der rechten Weise zu sich nimmt, d.h. in innigem Gedenken des Herrn, hungern nach der Speise des Himmels, die seiner Seele Kraft und geistige Nahrung ist. Denn so des Menschen Gedanken bei Gott sind, kann er nicht anders als auch Sein göttliches Wort begehren, denn die innige Verbindung mit Gott ist Rede und Widerrede.... sie ist Frage und Antwort.... Und es nimmt das hungernde Kind dankbaren Herzens die Speise entgegen, die der Vater in Seiner Liebe ihm darbietet.... Sein Fleisch und Sein Blut.... geistige Nahrung, die den Menschen stärkt und ihm Kraft gibt für sein Streben nach oben. Es gelten also die Worte "Tuet dies zu Meinem Andenken" der Segnung dessen, was dem Menschen zur leiblichen Nahrung dient. Alles, was der Mensch zu sich nimmt, kann nur dem Körper dienen, wenn es genossen wird, ohne des Gebers zu gedenken.... Es kann aber außer dem Körper auch der Seele die Kraftzufuhr vermitteln, doch dann muß jede Speise gesegnet sein von Gott, und dieser Segen muß erbeten werden durch inniges Gedenken.... Denn wer an Gott denkt, der wird Ihn auch begehren, und seine Gedanken werden ein stilles Gebet sein, ein Verlangen nach Seiner Liebe und der Zuwendung Seiner Gnade.... Ein inniger Gedanke an Gott schließt alle diese Bitten ein, denn ein inniger Gedanke bezeugt Liebe und also das Verlangen nach Zusammenschluß, und Gott will nur diese Liebe des Menschen.... Er will, daß sie an Ihn denken stets und ständig. Darum fordert Er eine Handlung zu Seinem Andenken.... Er fordert, daß der Mensch jegliche leibliche Nahrung gleichzeitig zur Nahrung der Seele werden läßt, indem er den Herrn bittet um Seinen Segen. So er leibliche Nahrung zu sich nimmt, ohne des Herrn zu gedenken, nimmt er Brot und Wein zu sich.... erbittet er aber Seinen Segen in innigem Gedenken an Ihn, so ißt er Sein Fleisch und er trinkt Sein Blut, denn ihm strömt nun geistige Nahrung zu.... Auch diese Worte sind falsch verstanden worden, und eine rechte Erklärung wird nicht angenommen. Menschenweisheit und Menschenwille ließ irdische Handlungen aus diesen Worten hervorgehen, und den wahren Sinn erkannten sie nicht. Folglich ist auch das Verlangen nach der Wahrheit nur schwach, weil die geistige Nahrung nur geboten werden kann, wo die Wahrheit begehrt wird. Es darben die Menschen, und nur deshalb, weil sie zu wenig des Herrn gedenken und weil sie jegliche Nahrung nur dem Körper zuwenden, die Seele im Menschen aber leer ausgeht.... also die Seele auch nicht geistigen Hunger spürt, um geistige Nahrung anzufordern. So ihr esset und trinket, sollt ihr stets dessen gedenken, daß der Herr jede Speise segnete, bevor Er sie den Jüngern gab und die Worte sprach: "Tuet dies zu Meinem Andenken...."
Amen
ÜbersetzerHet bewustzijn het juiste inzicht te hebben, geeft de mens ook het recht om dat, wat hij als waarheid herkent, aan de medemensen door te geven. Hij mag dus nooit angstig vragen of, en in hoeverre, deze waarheid begeerd wordt. Hij moet proberen om deze aan de medemensen te geven en enkel een hardnekkig afwijzen ontslaat hem van de plicht van een doorgeven van dat, wat hem zelf gelukkig maakt. Het is een tijd van strijd en overwinnen zal alleen degene, die de strijd niet vreest, waar het erom gaat om voor God en de waarheid te vechten.
Omdat de mensen weinig verlangen kennen naar de waarheid, kan de waarheid hen niet rechtstreeks toegestuurd worden. Maar door middelaars bestaat de mogelijkheid om het verlangen naar de waarheid op te wekken, doordat deze hen aangeboden wordt om te accepteren. Als de mens afwijst, dan is dat zijn vrije wil, die niet gedwongen kan worden. Maar net zo kan de wil kiezen om te accepteren. Zodoende moet er zonder bezwaar een poging gedaan worden om onwetende mensen de kennis binnen te leiden. En dat is de taak van degene, die God dienen wil. Zodra hij God de leiding geeft over zijn wil, doet hij niets meer naar eigen goeddunken, maar hij zal bestuurd en geleid worden volgens de wil van God. En zodoende hoeft hij zich ook niet aarzelend te kwijten van zijn taak, want omdat hij dient, is hij van elke verantwoordelijkheid ontheven.
“Neem en eet, dat is Mijn vlees. Neem en drink, dat is Mijn bloed. Doe dit tot Mijn gedachtenis”, zo spreekt de Heer en Zijn woord zal tot in alle eeuwigheid nageleefd worden. Het is Zijn wil dat de mensen steeds aan Hem denken, als ze lichamelijk voedsel tot zich nemen. Hij zegende vooraf het brood en de wijn en zodoende moeten de mensen ook ditzelfde doen. Ze moeten de zegen van God afroepen over alles, wat ze tot zich nemen, opdat het voedsel hen lichamelijke en geestelijke kracht oplevert. En Hij wil dat ze hetzelfde doen, omdat dan hun eigen wil actief wordt, omdat ze dan een verlangen hebben naar de zegen van God, als ze deze uit eigen beweging afsmeken.
Wie dus het brood eet en de wijn drinkt en daarbij aan de Heer denkt, dat Hij het voedsel zou willen zegenen, die neemt gelijk met het lichamelijke voedsel ook geestelijke kracht in zich op en nu eet hij het vlees van de Heer en drinkt hij Zijn bloed. Want als er geestelijke kracht naar zijn ziel stroomt, zal ze verlangen naar geestelijk voedsel. En Gods woord is geestelijk voedsel. Wie dus het lichamelijke voedsel op de juiste manier tot zich neemt, dat wil zeggen met een innige gedachtenis aan de Heer, die hongert naar het voedsel uit de hemel, dat kracht en geestelijke voedsel is voor zijn ziel.
Want als de gedachten van de mens bij God zijn, kan hij niet anders dan ook naar Zijn goddelijke woord verlangen, want de innige verbinding met God is woord en weerwoord. Ze is vraag en antwoord. En het hongerende kind neemt dankbaar in het hart het voedsel in ontvangst, dat de Vader hem in Zijn liefde aanbiedt. Zijn vlees en Zijn bloed. Geestelijk voedsel, dat de mens sterker maakt en hem kracht geeft voor zijn streven naar boven.
De woorden “Doe dit tot Mijn gedachtenis” betreffen de zegening van dat, wat de mens tot lichamelijk voedsel dient. Alles, wat de mens tot zich neemt, kan alleen maar het lichaam dienen, als het gegeten wordt, zonder aan de Gever te denken. Maar naast het lichaam, kan het ook de ziel van een krachttoevoer voorzien, maar dan moet elke spijs door God gezegend zijn en om deze zegen moet gevraagd worden door een innig gedenken. Want wie aan God denkt, zal ook naar Hem verlangen en zijn gedachten zullen een stil gebed zijn. Een verlangen naar Zijn liefde en een schenking van Zijn genade.
Een innige gedachte aan God omsluit ook al deze verzoeken, want een innige gedachte getuigt van de liefde en dus het verlangen naar vereniging en God wil alleen maar deze liefde van de mensen. Hij wil dat ze voortdurend aan Hem denken. Daarom eist Hij een handeling tot Zijn gedachtenis. Hij eist, dat de mens elke lichamelijk voedsel tegelijkertijd tot voedsel voor de ziel laat worden, doordat hij de Heer vraagt om Zijn zegen. Als hij lichamelijk voedsel tot zich neemt, zonder aan de Heer te denken, dan neemt hij brood en wijn tot zich. Maar als hij in een innige gedachtenis aan Hem om Zijn zegen vraagt, dan eet hij Zijn vlees en drinkt hij Zijn bloed, want nu stroomt er geestelijk voedsel naar hem toe.
Ook deze woorden werden verkeerd begrepen en een juiste verklaring wordt niet geaccepteerd. Menselijke wijsheid en de wil van de mens liet aardse handelingen uit deze woorden voortkomen en de ware bedoeling herkenden ze niet. Bijgevolg is ook het verlangen naar de waarheid maar zwak, omdat het geestelijke voedsel alleen maar daar aangeboden kan worden, waar de waarheid begeerd wordt. De mensen lijden gebrek en alleen daarom, omdat ze te weinig aan de Heer denken en omdat ze elk voedsel enkel voor het lichaam gebruiken, maar de ziel van de mens leeg achterblijft. De ziel wordt ook geen geestelijke honger gewaar, waardoor het niet om geestelijk voedsel vraagt. Als u eet en drinkt, moet u er steeds aan denken, dat de Heer elk voedsel zegende, voordat Hij dit aan de discipelen gaf en de woorden sprak: “Doe dit tot Mijn gedachtenis”.
Amen
Übersetzer