Wenn sich der Mensch für Gott entscheidet, so ist seine Erdenaufgabe schon erfüllt, denn von Stund an lebt er im Willen, Gott zu dienen und Seine Gebote zu halten, auch wenn dieser Wille noch oft geschwächt ist und der Mensch des öfteren noch fehlt. Doch mit seinem Verlangen, sich dem göttlichen Willen zu fügen, ist sein einstiger Widerstand gegen Gott hinfällig geworden, er hat seinen Ursprung erkannt und verlangt danach zurück, und die freie Entscheidung ist nun gefallen. Es stehen ihm nunmehr Kräfte zur Seite, die seinen Willen stärken und seine Erkenntnis vermehren, und diese Kräfte sind schon eins geworden mit Gott, folglich ist er von Gott Selbst erfaßt und kann nicht mehr zurückfallen in die alte Sündenschuld, die Schuld der Auflehnung gegen Gott.... Er hat sich Gott in freiem Willen hingegeben und bleibt nun ewiglich Ihm ergeben. Ein Rückfall ist unmöglich, denn die endgültige Vereinigung mit Gott ist das Ziel, dem der Mensch nun bewußt zustrebt. Und nun ist jede Stunde auf Erden nur ein Ausreifen.... ein Vermehren des Lichtes, des Wissens, und dies äußert sich in vermehrter Liebetätigkeit, in erlösender Liebe.... Hat sich der Mensch selbst frei gemacht von dem Willen des Feindes, so ist seine weitere Tätigkeit das Erlösen der Mitmenschen, jedoch andere irdische Arbeit erscheint ihm zweck- und sinnlos, die Arbeit an der Seele des Nächsten aber füllt sein ganzes Sinnen und Trachten aus. Und nun erst führt er die wertvollste Arbeit aus.... er schließt sich dem Wirken der jenseitigen Lichtwesen an und ist nun erlösend tätig....
Wer sich nun aber beteiligt am Erlösungswerk schon auf Erden, der arbeitet mit Gott für Ihn.... Sein Wille sowie seine Arbeit wird gesegnet sein. Sie erfordert nun zwar große Gnade, doch diese geht dem Menschen zu, und dann kann er auch jede Aufgabe bewältigen, die ihm gestellt wird. Das Erlösen des Geistigen bedeutet, den nunmehrigen finstersten Zustand dessen in Licht zu wandeln.... Finsternis des Geistes ist Unwissenheit, Licht aber ist Wissen.... Folglich muß dem unerlösten Geistigen Wissen geboten werden, um es in den lichtvollen Zustand zu versetzen. Diese Aufgabe nun kann nicht ein Mensch erfüllen, der selbst noch nicht Lichtträger geworden ist, wenngleich er über großes irdisches Wissen verfügt. Darum ist es ohne jede Bedeutung, in welchem irdischen Wissensgrad der Mensch steht, der sich erlösend betätigen will auf Erden.... Das Wissen, das er weitergeben will, hat nichts mit irdischem Wissen gemein. Es sind göttliche Weisheiten, die er den Mitmenschen übermitteln soll, diese aber können nur empfangen werden von einem Menschen, der sich zuvor so gestaltet hat, daß er das Licht und die Kraft aus Gott entgegennehmen kann. Es ist dieser nun in Wahrheit ein Arbeiter im Weinberg des Herrn, denn er sucht brachliegenden Acker in frucht-bringende Erde umzuwandeln. Er sucht die Seelen gleichsam empfänglich zu machen für die Kraft aus Gott, er sucht ihnen geistiges Wissen zu vermitteln und also den Dunkelheitszustand unter der Menschheit zu wandeln in helles Licht. Und da dies das Endziel der Verkörperung auf Erden ist, muß verständlicherweise alles gut und richtig sein, was dazu beiträgt, Licht unter den Menschen zu verbreiten. Und darum wird der Wille gesegnet sein, der dieser großen Aufgabe gilt.... Er wird gestärkt und belebt werden, auf daß der Mensch zur Ausführung bringen kann, was er sich zur Aufgabe gesetzt hat. Und es sind die Lichtwesen im Jenseits gleichfalls angewiesen, ihren Beistand zu gewähren, wo es erforderlich ist.... dem Menschen auf Erden Kraft zu vermitteln und seine Gedanken stets dieser großen Aufgabe zuzuwenden, auf daß der irdische Lichtträger nicht erlahme in seiner Arbeit. Denn die Erlösung des Geistigen ist Sinn und Zweck des Erdenlebens. Und Gott in Seiner Weisheit weiß um den Geisteszustand eines jeden Menschen, und Er wird wahrlich den, der sich erlösend betätigen will, ausstatten mit Seiner Kraft und ihn mit Gnade überschütten, denn dessen Wille, mit Gott verbunden zu sein, macht ihn zu einer Arbeit auf Erden fähig, die dem göttlichen Willen entspricht. Sein Geist durchwehet ihn, und ausgestattet mit Licht und Kraft.... mit Wissen und Macht.... wird er seine letzte Erdenaufgabe bewältigen und dem Herrn Seelen zuführen, also sich in Wahrheit betätigen als ein Arbeiter im Weinberg des Herrn....
Amen
ÜbersetzerWanneer de mens voor God kiest, dan is zijn aardse taak al vervuld, want van dat moment af aan leeft hij binnen de wil om God te dienen en Zijn geboden te onderhouden, ook wanneer deze wil vaak nog zwak is en de mens vaak nog faalt. Maar met zijn verlangen zich in de goddelijke wil te schikken, is zijn vroegere weerstand tegen God zwak geworden. Hij heeft zijn oorsprong herkend en verlangt ernaar terug en de vrije beslissing is nu genomen. Er staan hem voortaan krachten ter zijde, die zijn wil sterken en zijn inzicht vergroten. En deze krachten zijn al één geworden met God. Bijgevolg wordt hij door God Zelf gegrepen en kan niet meer terugvallen in de oude zondenschuld, de schuld van het verzet tegen God. Hij heeft zich in vrije wil aan God overgegeven en blijft Hem nu eeuwig toegenegen. Een terugval is onmogelijk, want de uiteindelijke vereniging met God is het doel, dat de mens nu bewust nastreeft.
En nu is elk moment op aarde enkel een uitrijpen. Een toenemen van het licht, van de kennis, en dit komt tot uiting in een toegenomen werkzaamheid in liefde, in verlossende liefde. Als de mens zich vrij gemaakt heeft van de wil van de vijand, dan bestaat zijn verdere werkzaamheid uit het verlossen van de medemensen, want andere aardse arbeid lijkt hem zin- en doelloos, maar het werk aan de ziel van de naasten neemt zijn gehele denken en streven in beslag. En pas nu voert hij de meest waardevolle arbeid uit. Hij sluit zich aan bij het werkzaam zijn van de lichtwezens in het hiernamaals en is nu verlossend werkzaam.
Maar wie nu al op aarde deelneemt aan het verlossingswerk, werkt met God voor Hem. Zijn wil evenals zijn werk zullen gezegend worden. Ze vereisen wel grote genade, maar deze wordt de mens toegestuurd en dan kan hij ook elke taak aan, die hem gegeven wordt.
Het verlossen van het geestelijke betekent de nu aanwezige meest duistere toestand in licht te veranderen. Duisternis van de geest betekent onwetendheid, maar licht betekent kennis. Bijgevolg moet het niet-verloste geestelijke kennis aangeboden worden om het naar een toestand van licht te verplaatsen.
Deze taak kan een mens, die zelf nog geen lichtdrager geworden is, niet vervullen, ofschoon hij over grote aardse kennis beschikt. Daarom is het van geen enkel belang welke trede in kennis de mens, die op aarde verlossend bezig wil zijn, bereikt heeft. De kennis die hij door wil geven, heeft niets met aardse kennis gemeen. Het zijn goddelijke wijsheden, die hij aan de medemensen over moet dragen. Maar deze kunnen alleen maar in ontvangst genomen worden door een mens, die zich eerst zo ontwikkeld heeft, dat hij het licht en de kracht uit God in ontvangst kan nemen.
Deze is nu in waarheid een arbeider in de wijngaard van de Heer, want hij probeert braakliggend land in vrucht voortbrengende aarde te veranderen. Hij probeert de zielen in zekere zin ontvankelijk te maken voor de kracht uit God. Hij probeert hun geestelijke kennis over te dragen en zodoende de duistere toestand onder de mensheid te veranderen in helder licht.
En omdat dit het einddoel van de belichaming op aarde is, moet begrijpelijkerwijs alles goed en juist zijn, wat eraan bijdraagt licht onder de mensheid te verspreiden. En daarom zal de wil, die deze grote opdracht betreft, gezegend worden. Hij zal gesterkt en gestimuleerd worden, opdat de mens tot uitvoering brengen kan, wat hij zich tot taak gesteld heeft. En de lichtwezens in het hiernamaals zijn eveneens aangewezen om hem hulp te verlenen, waar dat vereist is, om de mens op aarde kracht te geven en zijn gedachten steeds op deze grote taak te richten, opdat de aardse lichtdrager niet verslapt in zijn werk. Want de verlossing van het geestelijke is de zin en het doel van het leven op aarde.
En God in Zijn wijsheid kent de geestelijke toestand van elk mens en hij zal waarlijk degene, die verlossend bezig wil zijn, met Zijn kracht uitrusten en hem met genade overstelpen, want diens wil om met God verbonden te zijn, maakt dat hij in staat is tot een werkzaam zijn op aarde, dat met de goddelijke wil overeenstemt. Zijn geest waait door hem heen en voorzien van licht en kracht, kennis en macht, zal hij zijn laatste aardse taak aankunnen en zielen naar de Heer leiden, dus in waarheid actief zijn als een arbeider in de wijngaard van de Heer.
Amen
Übersetzer