Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Ewigkeitsbegriff.... Lichtzustand.... Unerlöster Zustand....

Der Ewigkeitsbegriff ist dem Menschen unverständlich, solange er noch auf Erden weilt; doch mit dem Moment des Todes ist seine Seele frei, und das Unfaßbare begreift er nun.... Es gibt kein Raum- und Zeitgesetz, es gibt keine körperliche Begrenzung, es ist alles wie ein endloses Meer, das Vergangenheit, Gegenwart und Zukunft umschließt; es ist der Geist ledig jeglicher Fessel und auch Herr über Zeit und Raum. Wo er weilen will, dort kann er sein, was er sich vorstellt, das ist ihm gegenwärtig. Es hindert ihn nichts, sich in Regionen aufzuhalten, die hell, licht und klar sind, sofern die Seele einen Reifegrad erreicht hat, der das Hinaufschwingen in Lichtregionen zuläßt. Sie läßt alles zurück, was auf der Erde ihr begehrenswert erschien, sie nimmt teil an der Lichtausstrahlung aus Gott, sie geht unter in der Flut göttlicher Liebe, sie hört die Chöre himmlischer Heerscharen, sie ist eingegangen durch das Tor des ewigen Lebens in ein Lichtreich, das eine andere Welt ist als die irdische Welt. Sie wendet sich dem Licht zu, sie sucht den Zusammenschluß mit geistig vollkommenen Wesen und erhöht so ihren Seligkeitszustand. Und so ist das Leben in der Ewigkeit ums Tausendfache begehrenswerter als selbst das schönste Erdendasein für eine Seele, die in Gott-wohlgefälliger Weise ihren Lebenswandel geführt hat und nun abberufen wird in das ewige Reich. Gott weiß, welchen Reifegrad der Mensch auf Erden erreichen kann, und ruft ihn zu Sich, sofern seiner Seele Gefahr droht oder der Mensch Seinen Anforderungen nachgekommen ist.... Und immer sollen die Menschen es Gott überlassen, wann Seine Liebe das Leben eines Menschen beschließt, immer sollen die Menschen Gott dankbar sein, so Er eine Seele erlöst von ihren Außenfesseln. Immer soll eine stille Ergebung in Gottes Willen die Menschen erfüllen, denen schweres Erdenleid beschieden ist durch den Heimgang dem Herzen nahestehender Menschen. Denn so sie diese lieben, sollen sie nur den Lichtzustand in Erwägung ziehen und jubeln und frohlocken, daß diese Seele den Gang auf der Erde zurückgelegt und nun endgültig beendet hat. Und jedes Gebet soll nur der Erlangung der Seelenreife gelten, denn diese ist Vorbedingung für einen Zustand im Jenseits, der beneidenswert ist und für alle irdischen Leiden und Qualen entschädigt. Zu bedauern aber sind die Menschen, denen die Seelenreife mangelt, denn sie gehen im Jenseits noch durch eine harte Schule und müssen den Weg der Läuterung nun erst zurücklegen und oft in empfindlichster Weise. Der Lebenskampf ist leicht zu nennen gemessen an dem Leid, das nun die Seele erwartet, um jenen Zustand zu erreichen, der in die Lichtsphären Einlaß gewährt. Es müssen noch unsägliche Anstrengungen gemacht werden, bis die Seele alle Fesseln gelöst hat und ohne jeden Ballast zur Höhe sich schwingen kann. Denn alles Unreine, was der Seele noch anhaftet, hält sie wie mit Ketten an der Erde zurück; sie sehnt sich nach derselben, nimmt Teil am Leid und Schmerz ihrer Angehörigen und ist dadurch gehindert an ihrem Höhenflug. Und ob sie auch nach dem Licht verlangt, hat sie doch nicht die Reife, um Lichtträger und Lichtspender zu sein, und es ist nun ein langer Gang im Jenseits, den sie auch als lange Zeit empfindet, da das Zeit- und Raumgesetz noch nicht restlos aufgehoben ist und also auch der Begriff "Ewigkeit" der Seele noch unvorstellbar ist. Wer zum Licht eingeht, der läßt nur auf Erden zurück, was er überwunden hat, und er sehnt sich wahrlich nicht danach zurück.... Wer aber die Erde in mangelnder Seelenreife verläßt, der ist noch gar sehr in Erdennähe, und er sucht in Verbindung zu treten mit seinen Lieben. Er leidet, so wie die Menschen auf Erden leiden unter der Trennung voneinander, und doch ist diese Trennung nur so kurz und kann gänzlich überbrückt werden, sofern die Seele schon auf Erden bittet und fleht, daß Licht und Gnade ihr zufließen möge durch die Liebe Gottes und daß die Zeit genützet werde dem göttlichen Willen gemäß.... Denn deren Tod wird ein leichtes Hinübergleiten sein in ewige Gefilde, und freudig und gern läßt sie auf Erden alles zurück, was dem Flug zur Höhe hinderlich ist....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Eeuwigheidsbegrip – Staat van licht – Niet-verloste staat

Het eeuwigheidsbegrip is onbegrijpelijk voor de mens, zolang hij nog op aarde verblijft. Maar op het moment van de dood komt zijn ziel vrij en dat onbegrijpelijke begrijpt hij nu. Er is geen wet van ruimte en tijd. Er is geen lichamelijke beperking. Alles is als een eindeloze zee, dat het verleden, het heden en de toekomst omvat. De geest is bevrijd van elke keten en ook baas over tijd en ruimte. Waar hij verblijven wil, daar kan hij zijn. Wat hij zich voorstelt, dat is voor hem aanwezig.

Niets belet hem zich in gebieden op te houden die helder en licht zijn, wanneer de ziel een rijpheidsgraad bereikt heeft, die een omhoog gaan in lichtgebieden toelaat. Ze laat alles achter, wat haar op aarde begerenswaardig leek. Ze neemt deel aan de lichtuitstraling uit God. Ze dompelt zich onder in de vloed van de goddelijke liefde. Ze hoort het koor van de hemelse heerscharen. Ze is door de poort van het eeuwige leven een lichtrijk binnen gegaan, dat een andere wereld is dan de aardse wereld. Ze wendt zich naar het licht. Ze zoekt de vereniging met geestelijk volmaakte wezens en verhoogt zo haar gelukzalige toestand. En zo is het leven in de eeuwigheid voor een ziel, die op een God welgevallige manier haar levenswandel afgelegd heeft en nu naar het eeuwige rijk weggeroepen wordt, meer dan duizendmaal begerenswaardiger dan zelfs het mooiste aardse bestaan.

God weet welke rijpheidsgraad de mens op aarde kan bereiken en roept hem tot Zich, wanneer er gevaar dreigt voor zijn ziel of wanneer de mens zijn verplichtingen nagekomen is. En steeds moeten de mensen het aan God overlaten, wanneer Zijn liefde het leven van een mens beëindigt. Steeds moeten de mensen God dankbaar zijn, als Hij een ziel verlost van haar uitwendige ketenen. Steeds moet een stille berusting in Gods wil de mens vervullen, die het grootste leed ten deel gevallen is door het heengaan van mensen, die hen nauw aan het hart lagen. Want als ze deze liefhebben, moeten ze enkel de lichttoestand in overweging nemen en jubelen en juichen, dat deze ziel de gang op aarde afgelegd en nu voorgoed beëindigd heeft.

En elk gebed moet alleen maar het verkrijgen van de rijpheid van de ziel betreffen, want dit is de voorwaarde voor een toestand in het hiernamaals, die benijdenswaardig is en voor al het aardse leed en kwellingen schadeloosstelt. Maar de mensen, die het aan de rijpheid van de ziel ontbreekt, zijn te betreuren, want ze zullen in het hiernamaals nog door een harde leerschool gaan en zullen de weg van de loutering nu pas afleggen en dat vaak op de gevoeligste manier. De levensstrijd is gemakkelijk te noemen, afgezet tegen het lijden, dat de ziel nu wacht, om deze toestand te bereiken, die toegang tot de lichtsferen geeft.

Er moeten zich nog onnoemelijke inspanningen getroost worden, tot de ziel zich van alle ketenen bevrijd heeft en zonder enig ballast naar de hoogte zweven kan. Want al het onreine, wat de ziel nog aankleeft, houdt haar als met ketenen aan de aarde vast. Ze verlangt ernaar. Ze neemt deel aan het leed en pijn van haar familieleden en wordt daardoor gehinderd in haar vlucht omhoog. En ofschoon ze ook naar het licht verlangt, heeft ze toch niet de rijpheid om lichtdrager en lichtgever te zijn en het is nu een lange gang in het hiernamaals, die ze ook als lange tijd ervaart, omdat de wet van tijd en ruimte nog niet volledig opgeheven is en dus ook het begrip “eeuwigheid” voor de ziel nog niet voor te stellen is.

Degene die door het licht opgenomen wordt, laat op aarde slechts achter, wat hij overwonnen heeft en hij verlangt er waarlijk niet naar terug. Maar wie de aarde met een gebrekkige rijpheid van de ziel verlaat, is nog heel erg in de nabijheid van de aarde en hij probeert in verbinding te komen met zijn geliefden. Hij lijdt, zoals de mensen op aarde onder de scheiding van elkaar lijden en toch is deze scheiding nog zo kort en het kan geheel overbrugd worden, als de ziel al op aarde vraagt en smeekt dat licht en genade haar door de liefde van God toe mogen stromen en dat de tijd overeenkomstig de goddelijke wil gebruikt werd. Want haar dood zal een gemakkelijk naar de naar de overkant, naar de eeuwige velden, zweven zijn en ze laat vol vreugde en graag alles op aarde achter, wat belemmerend voor de vlucht naar de hoogte is.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Peter Schelling