Die Sonne des Geistes ist aufgegangen, und ihre Strahlen entzünden im Herzen die rechte Liebe zu Gott. Und es leuchtet die Weisheit und erhellet den anbrechenden Morgen.... Und was da schlummert, wird erweckt vom lichten Schein. Alles Leben entfaltet sich, und rege wird der Wille zur Tätigkeit. Und was tot war, belebt sich.... es erwacht in der Sonne wärmenden Strahlen zum Leben. Und alles dieses bewirket das Wort Gottes, das der strahlenden Sonne gleich lebenspendend die Seele mit Kraft bedenkt und in ungeheurem Ausmaß fruchtbringend auf das menschliche Herz wirken kann. Es gehört aber dazu auch ein Gärtner, der in weiser Erkenntnis seine Pfleglinge den Sonnenstrahlen so aussetzt, daß sie gedeihen und sich entfalten können. Und in gleicher Weise wirket der Herr.... Er schützet vor sengender Glut die zarten Pflanzen.... Er läßt das hungernde Erdenkind nicht unvermittelt in das geistige Reich Einblick nehmen, da ihm dies schaden könnte. Und doch läßt Er es auch nicht darben und entzieht ihm nicht die wohltätige Wirkung der Sonnenstrahlen.... Er gibt dem Kind auf Erden unausgesetzt geistige Nahrung und sichert so sein Gedeihen und seine Fortentwicklung. Ein Pflänzchen, das da darben muß an Licht und Wärme oder Regen und Tau, wird verkümmern und bald matt dahinwelken.... Ebenso kann ein Erdenkind ohne die Nahrung von oben, ohne das göttliche Wort, sich nicht zu höchster Blüte entfalten, es braucht unausgesetzt den Zustrom geistiger Kraft, es braucht das Licht der göttlichen Weisheit und die Wärme göttlicher Liebe und kann nur gedeihen, so dies ihm ununterbrochen zugeht. Und es pflegt der himmlische Gärtner Seine Pflanzen mit himmlischer Liebe und Geduld. Er läßt die wundersamsten Schöpfungen erstehen im Weltall, und alles untersteht Seinem Willen. Und alles ist belebt von geistiger Kraft. So ist der Garten Gottes Seinem Gestaltungswillen anheimgestellt und wird sorgsam gehegt und gepflegt. Und der Herr läßt Seine Sonne scheinen auf ein jedes Pflänzlein, und es strebt ein jedes Pflänzlein nach dem Licht.... Nur der Mensch als ein im freien Willen stehendes Geschöpf Gottes entzieht sich mitunter der wohltätigen Wirkung des Lichtes, der geistigen Sonne. Er als die kostbarste Pflanze im Garten Gottes wird mit besonderer Liebe seines Schöpfers bedacht.... es wird ihm alle Nahrung geboten, die sein Gedeihen fördern soll. Doch wie oft wird nicht aufgenommen des Geistes Licht und der Liebe Wärme.... Es entzieht sich das Pflänzchen aus eigenem Antrieb der wohltätigen Wirkung der geistigen Sonne und darbet und geht gänzlich zugrunde, wo ihm doch geboten ward diese in aller Fülle und aller Kraft. Die Sonne mit ihrem Licht und ihrer Wärme ist unerläßlich zum Gedeihen dessen, was da lebt auf Erden, und ebenso ist das Wort Gottes als geistige Sonne die erste Bedingung für das Leben dereinst in der Ewigkeit....
Amen
ÜbersetzerDe geestelijke zon is opgegaan en haar stralen ontsteken de ware liefde voor God in het hart. En wijsheid schijnt en verlicht de aanbrekende ochtend. En wat dan sluimert, wordt door het lichte schijnsel opgewekt. Al het leven ontplooit zich en de wil om werkzaam te zijn, wordt actief. En wat dood was, komt tot leven. Het ontwaakt in de warme stralen van de zon.
En dit alles, dat de stralende zon net zo leven gevend de ziel met kracht bedenkt en in een enorme omvang vrucht brengend op het menselijke hart inwerken kan, wordt door het woord van God veroorzaakt. Daarbij hoort ook een tuinier, die met wijs inzicht zijn te verzorgen planten zo aan de zonnestralen blootstelt, dat ze gedijen en zich kunnen ontwikkelen.
En de Heer werkt op dezelfde manier. Hij beschermt de tere planten tegen de verzengende hitte. Hij laat het hongerende mensenkind niet opeens een kijkje nemen in het geestelijke rijk, omdat dit hem schade zou kunnen berokkenen. En toch laat Hij het ook geen gebrek lijden en ontneemt hem niet de weldadige werking van de zonnestralen. Hij geeft het kind op aarde onophoudelijk geestelijke voeding en waarborgt zo zijn gedijen en zijn verdere ontwikkeling.
Een plantje, dat gebrek heeft aan licht en warmte of regen en dauw zal verkommeren en spoedig door zijn zwakte verwelken. Evenzo kan een mensenkind zonder de voeding van boven, zonder het goddelijke woord, zich niet tot de hoogste bloei ontwikkelen. Het heeft onophoudelijk de toestroom van geestelijke kracht nodig. Het heeft het licht van de goddelijke wijsheid en de warmte van de goddelijke liefde nodig en het kan alleen gedijen, als dit hem ononderbroken toegestuurd wordt.
En de hemelse tuinier verzorgt zijn planten met hemelse liefde en geduld. Hij laat de meest wonderbaarlijke scheppingen ontstaan in het heelal en alles is onderworpen aan Zijn wil. En alles wordt tot leven gebracht door geestelijke kracht. Zo is de tuin van God aan Zijn wil om vorm te geven overgelaten en het wordt met zorg gekoesterd en verzorgd. En de Heer laat Zijn zon schijnen op elk plantje en elk plantje streeft naar het licht.
Alleen de mens, als een schepsel van God met een vrije wil, onttrekt zich soms aan de weldadige werking van het licht: de geestelijke zon. Hij, als de kostbaarste plant in Gods tuin, wordt door zijn Schepper met speciale liefde bedacht. Al het voedsel, dat zijn bloei moet bevorderen, wordt hem aangeboden.
Maar hoe vaak wordt het licht van de geest en de warmte van de liefde niet opgenomen? Het plantje onttrekt zich uit eigen beweging aan de weldadige uitwerking van de geestelijke zon en lijdt gebrek en gaat geheel ten onder, waar hem deze uitwerking in alle overvloed en alle kracht geboden wordt. De zon met haar licht en haar warmte is absoluut noodzakelijk voor alles, wat op aarde leeft en net zo is het woord van God als geestelijke zon de eerste voorwaarde voor het leven later in het hiernamaals.
Amen
Übersetzer